MRI en CT
Hoewel de beelden van een MRI-onderzoek in eerste instantie lijken op
die van een CT-scanner zijn er toch grote verschillen. Een CT-scanner
meet absorptie van röntgenstraling, vooral het dichte calcium in botten
valt daardoor sterk op. Een MRI-scanner meet het voorkomen van één
element, vaak is dat waterstof. Een MRI-scanner stelt de patiënt niet
bloot aan ioniserende straling zoals CT-scanners.
Er zijn wel andere gevaren, zoals het sterke magnetisme van een
MRI-scanner. Bij specifieke instellingen kan door het gebruik van de
radiogolven de temperatuur in de patiënt wat oplopen. De scanner lijkt
dan op een zeer groot uitgevallen magnetron. Er zit voldoende
beveiliging op de scanners om de opwarming minimaal te houden. Als er
zich toch metalen voorwerpen in of op de patiënt bevinden of als een
patiënt metaalhoudende tatoeages heeft, dan kunnen deze bij specifieke
instellingen van de scanner wel nare brandwonden veroorzaken.
CT en MRI vullen elkaar aan, ze kunnen elkaar niet compleet vervangen.
Over het algemeen komen problemen met CT- en/of MRI-scanners zelden
voor.
|