Naar homepage     
Chronische Cerebro-Spinale Veneuze Insufficiëntie
Aanmelden op het CCSVI.nl forum
Lees Voor (ReadSpeaker)    A-   A+
Over CCSVI.nl | Zoeken | Contact | Forum
CCSVI.nl is onderdeel van de
Franz Schelling Website
meer informatie
  

European Committee for Treatment and Research In Multiple Sclerosis

Chronische cerebro-spinale veneuze insufficiëntie is een onwaarschijnlijke oorzaak van multiple sclerose

B. Yamout, A. Herlopian, Z. Issa, R.H. Habib, A. Fawaz, J. Salameh, H. Wadih, H. Awdeh, N. Muallem, R. Raad, A. Al-Kutoubi (Beiroet, Libanon)

Inleiding: Chronische cerebro-spinale veneuze insufficiëntie (CCSVI) als gevolg van extracraniële aderlijke vernauwing (EVS, Extracraniële Vaat Stenose, red.) werd voorgesteld als mogelijke oorzaak van multiple sclerose.

Methode: in dit onderzoek voerden wij selectieve extracraniële aderlijke angiografie (SV, selective venography, red.) uit bij 42 patiënten met MS in de beginfase (EMS): clinical isolated syndrom (CIS) of relapsing remitting MS (RRMS) korter dan 5 jaar en in een verdere fase (LMS): RRMS langer dan 10 jaar. Wij bekeken ook opnieuw de beschikbare MRI - en klinische gegevens van de terugvallen in patiënten met gedocumenteerde EVS.

Resultaten: EVS  was aanwezig in 7/29 (24%) patiënten met EMS (Early MS, CIS of recente RRMS, dus korter dan 5 jaar, red.) en in 12/13 (92%) patiënten met LMS (Late MS, langlopende RRMS, dus langer dan 10 jaar, red.), een hoogst significant statistisch verschil (p<0,0001). Slechts 3/42 (7%) patiënten (allen in de groep LMS) had 2 vaatvernauwingen, terwijl de rest slechts 1 vaatvernauwing had. EVS in de CIS-groep was 9% en 33% in RRMS van minder dan 5 jaar ziekteduur. De belangrijkste factor bij het bepalen van EVS was ziekteduur: gemiddeld 9,4 ± 6,8 jaar bij19 patiënten met EVS vergeleken met 3,2 ± 4,1 bij patiënten zonder EVS (p<0,005), wat significant bleef na het controleren van leeftijd bij de aanvang van de ziekte en sexe (p<0,002). Binnen de groep van EMS hadden de patiënten met (n=7) en zonder (n=22) EVS een ongeveer gelijke EDSS (1,43 ± 2,13 en 0,8 ± 0,008, p=0,85) en ziekteduur (gemiddeld 2,1 en 2,4 jaar, p=0,521), wat een vergelijkbare ernst van de ziekte veronderstelt. De 7 patiënten met EMS met vernauwing hadden een totaal van 14 terugvallen (relapses) sinds het begin van de ziekte. Er kon geen duidelijke correlatie gevonden worden tussen de plaats van EVS en anatomische lokalisatie van de terugval. Een totaal van 97 ruggengraat- en hersen-MRI's vanaf het begin van de ziekte van alle 19 patiënten met stenose werden opnieuw bekeken. Opnieuw kon geen duidelijke correlatie m.b.v. contrastvloeistof gevonden worden tussen de plaats van de laesies en de plaats van EVS.

Conclusie: CCSVI is een onwaarschijnlijke oorzaak van MS aangezien het niet aanwezig is in de meeste gevallen in de eerste stadia van de ziekte en bij slechts een minderheid van MS-patiënten betreft het meer dan 1 extracraniële ader. Het zal waarschijnlijk een recent secundair fenomeen zijn, mogelijk gerelateerd aan chronische ziekte van het centrale zenuwstelsel en atrofie (afname van weefsel- of orgaanmassa. Er zijn twee soorten atrofie: numerieke atrofie (afname van het aantal cellen) en eenvoudige atrofie (afname van de celfunctie), red.).

Bron: Abstract ECTRIMS

Naar het ECTRIMS overzicht.