|
|
Integratie van CCSVI en CZS-autoimmuniteit in een ziektemodel voor MS
Dr. Ashton F. Embry
Direct-MS, Calgary, AL, Canada
[International Angiology April 2010; 29:93-4]
Multiple Sclerose (MS) is momenteel ingedeeld als een cel-gemedieerde,
auto-immuunziekte op basis van genetische, immunologische, experimentele
en epidemiologische gegevens. [1]. Dit algemeen aanvaarde
auto-immuunmodel, waarin het immuunsysteem door externe invloeden zoals
een infectie gevoelig is voor myeline is onlangs aangevochten door de
opmerkingen dat veel mensen met MS een nieuw gedefinieerde chronische
aandoening hebben, namelijk chronische cerebrospinale veneuze
insufficiëntie (CCSVI). [2] CCSVI wordt gekenmerkt door een verminderde
afvoer van veneus bloed uit de hersenen als gevolg van veneuze
misvormingen (malformaties). Deze bijzondere aandoening kan worden
gedetecteerd door Doppler-echografie en als twee van de vijf gemeten
parameters van de veneuze doorbloeding van de hersenen afwijkend zijn,
geeft men de diagnose CCSVI. [2, 3]
Aanvankelijke bleek uit studies dat CCSVI in de buurt komt van een 100%
specificiteit en gevoeligheid voor MS. [2, 3] Deze bevindingen leidden
tot een nieuw en vasculair model voor MS. [4] In dit model leiden
blokkades tot veneuze reflux van bloed in de hersenen wat op zijn beurt
leidt tot een verhoging van adhesiemoleculen op de bloed-hersen-barrière
(BBB), ijzerafzettingen en de daaropvolgende ontstekingen en doorbraak
van de BBB (adhesiemoleculen zijn verantwoordelijk voor de bevordering
van het doorlaten van witte bloedcellen door de BBB. Adhesiemoleculen
bevinden zich op de witte bloedcellen en op de cellen die de bloedvaten
bekleden. Om door de BBB te dringen, moeten witte bloedcellen zich
eerste hechten aan de bloedvatwand door middel van de adhesiemoleculen.
red.). Het doorlaten van bloedproducten in het Centrale Zenuwstelsel
(CZS) initieert ontstekingen en neurodegeneratie wat de neurologische
afbraak kenmerkt die MS veroorzaakt. Het CCSVI-model kan met name helpen
om verschillende voorheen onverklaarbare kenmerken van MS zoals
neurodegeneratie, venocentricity van laesies en de algemene aanwezigheid
van ijzerafzettingen (deposits) te verklaren. [2, 4] Ook anekdotische
bevindingen van CCSVI, zoals in bijna alle op de aandoening onderzochte
MS-patiënten (90% +) door artsen in Polen, Jordanië en de VS
ondersteunen het model. Een recent "Point of View" heeft het model
uitgedaagd. [5]
Gezien het feit dat zowel het autoimmuun-model als het CCSVI-model
kunnen bouwen op betrouwbare gegevens en theorie kan het goed zijn dat
zowel CCSVI en extern veroorzaakte CZS-autoimmuniteit beide in
belangrijke mate bijdragen aan MS. Uit de onlangs vrijgegeven gegevens
van lopende CCSVI-studies aan de Universiteit van Buffalo en die van
Georgetown lijkt men de voorkeur te geven aan een model van de ziekte MS
waarbij CCSVI als ook CZS auto-immuniteit geïntegreerd wordt.
Bij de studie aan de Universiteit van Buffalo, geleid door dr. Robert
Zivadinov en dr. Bianca Weinstock-Guttman, is een poging gedaan om de
bevindingen te repliceren van Zamboni's onderzoek. [2, 3] De
Buffalo-onderzoekers hebben met behulp van de Doppler-technologie de
doorbloeding gemeten op de vijf parameters zoals het Zamboni-team gedaan
heeft om de af- of aanwezigheid van CCSVI te bepalen van in totaal 1600
proefpersonen (950 CDMS, 100 beginnende demyelinisatie gevallen, 300
andere CZS-ziekten en 350 gezonde controlepersonen). De resultaten van
fase 1, waarbij 500 patiënten betrokken zijn (280 CDMS, 161 gezonde
controlepersonen, 59 anderen), werden onlangs vrijgegeven aan de pers.
[6] Voordat we deze resultaten bespreken, is het belangrijk om ook de
resultaten te bespreken van een andere studie die een essentieel aspect
van CCSVI aankaart.
Vasculaire onderzoekers, onder leiding van dr. Lee Byung-Boong van
Georgetown University onderzochten de aard en oorsprong van de soorten
veneuze misvormingen van CCSVI. [7, 8] Eén van de belangrijkste
bevindingen van dit werk is dat de veneuze misvormingen (malformaties)
van CCSVI van oorsprong aangeboren zijn en niet het product van de
invloeden van milieu, na de geboorte of de ziekte MS zelf. Dit is een
bepalende begrenzing voor elk model waarin CCSVI een rol speelt.
De gepubliceerde resultaten van fase 1 van de Buffalo-studie betrof:
- 56% van de personen met MS in de studie had CCSVI;
- 22% van de gezonde controlepersonen had CCSVI;
- 38% van degenen met een eerste demyeliniserende gebeurtenis had
CCSVI;
- 80% van degenen met meer gevorderde MS hadden CCSVI.
De bevindingen dat 22% van de gezonde controlepersonen en 56% van de
personen met MS CCSVI had, geeft aan dat CCSVI zelf geen oorzaak van MS
kan zijn. Anderzijds blijkt uit deze resultaten dat CCSVI definitief
gerelateerd is aan MS en gezien het feit dat CCSVI een aangeboren
aandoening is, betekent dit dat CCSVI een deel moet zijn van het
ziekteproces van MS. Het definitieve, intrigerende resultaat is dat hoe
groter de beperkingen, des te groter de kans dat CCSVI erbij betrokken
is. De aangeboren vasculaire oorsprong van de misvormingen betekent dat
CCSVI het MS- ziekteproces versterkt. Dit betekent dat als men MS én
CCSVI heeft, men een veel grotere kans heeft om een ergere handicap te
ontwikkelen dan een persoon met MS zonder CCSVI. Deze vondst is niet
verwonderlijk, gezien de potentiële nadelige gevolgen van CCSVI-gedreven
processen op de BBB en het CZS. In het algemeen wijzen de resultaten van
Buffalo erop dat het auto-immuun noch het CCSVI-model voldoende is. Een
model dat deze recente resultaten kan verklaren en die de eerder
vastgestelde gegevens over MS ondersteunt dat MS een auto-immuunziekte
van het CZS is, die in veel gevallen wordt verergerd door de
aanwezigheid van CCSVI. In dit model is het gevoelig maken van
immuuncellen voor myeline een voorwaarde voor MS hoewel dergelijke
overgevoeligheid niet garant zou staan voor een diagnose MS. Uit de
Buffalo-resultaten blijkt dat 22% van de personen die een gevoeligheid
voor myeline zouden ontwikkelen ook toevallig CCSVI hebben. Gezien het
feit dat CCSVI auto-immuniteit bevordert door het gemakkelijker te maken
voor de immuuncellen om toegang te krijgen tot het centrale
zenuwstelsel, wordt ervan uitgegaan dat de meeste mensen met CCSVI en
CZS-autoimmuniteit uiteindelijk MS ontwikkelen. Zo zou het niet
verrassend zijn dat bij een meerderheid van de mensen met MS ook CCSVI
gevonden wordt. Bovendien hebben mensen met CCSVI meer kans op een
ernstigere handicap gezien de katalyserende werking van CCSVI op
CZS-autoimmuniteit en de toevoeging van neurodegeneratieve processen.
We kunnen nu met vertrouwen zeggen dat CCSVI een echt fenomeen is dat
deel uitmaakt van het MS-proces. De ontdekking biedt een betere
ondersteuning van de redenen waarom MS zo'n heterogene ziekte is [9] die
normaliter gepaard gaat met aanzienlijke neurodegeneratie. [1] Door de
invloed van CCSVI op de progressie van de ziekte is het belangrijk voor
de behandelaars om zo spoedig mogelijk te bepalen of een MS-patiënt
CCSVI heeft. De scans om de aanwezigheid en de aard van de veneuze
problemen te bepalen, worden net zo belangrijk als standaard MRI-scans
als het gaat om het diagnosticeren en het maken van een behandelplan
voor patiënten. CCSVI is het begin van een nieuw tijdperk voor het
begrijpen en de behandeling van MS.
Referenties
- McFarland HF, Martin R. Multiple Sclerosis: A complicated picture of
autoimmunity. Nat Immunol 2007;9:913-9.
- Zamboni P, Galeotti R, Menegatti E, Malagoni AM, Tacconi G, Dall'Ara
S et al . Chronic cerebrospinal venous insufficiency in patients with
multiple sclerosis. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2009;80:392-9.
- Zamboni P, Menegatti E, Galeotti R, Malagoni AM, Tacconi G, Dall'Ara
S et al . The value of cerebral venous hemodynamics in the assessment of
multiple sclerosis. J Neurol Sci 2009;282:21-7.
- Simka M. Blood brain barrier compromise with endothelial
inflammation may lead to autoimmune loss of myelin during multiple
sclerosis. Curr Neurovasc Res 2009;6:132-9.
- Khan O, Filippi M, Freedman M, Barkof F, Dore-Duffy P, Lassman H et
al . Chronic cerebrospinal venous insufficiency and multiple sclerosis.
Ann Neur Early View (Internet). [cited 2010 March 9]. Available from:
http://www3.interscience.wiley.com.
- University of Buffalo. First blinded study of venous insufficiency
prevalence in ms shows promising results. Press release, February 10,
2010. [cited 2010 March 9]. Available from:
http://www.buffalo.edu/news/10937
- Lee BB, Bergan J, Gloviczki P, Laredo J, Loose DA, Mattassi R et al
. Diagnosis and treatment of venous malformations Consensus Document of
the International Union of Phlebology (IUP)-2009. Int Angiol
2009;28:434-51.
- Lee BB, Laredo J, Neville R. Embryological background of truncular
venous malformation in the extracranial venous pathways as the cause of
chronic cerebro-spinal venous insufficiency. Int Angiol [In press].
- Lucchinetti C, Brück W, Parisi J, Scheithauer B, Rodriguez M,
Lassmann H. Heterogeneity of multiple sclerosis lesions: implications
for the pathogenesis of demyelination. Ann Neurol 2000;47:707-17.
Corresponding author: AF Embry, Direct-MS, 5119 Brockington Rd NW,
Calgary, AL-T2L 1R7, Canada. E-mail: aembry@direct-ms.org
|
|