European Committee for Treatment and Research In Multiple Sclerosis
Gebruik van magnetische resonantie
venografie (MRV) voor visualisatie van de interne halsaders bij patiënten met multiple
sclerose met de diagnose chronische cerebro-spinale veneuze insufficiëntie en die
met percutane (via de huid, door de huid heen, red.) angioplastiek worden behandeld.
A. Lopez-Soriano, R. Zivadinov, R. Galeotti, D. Hojnacki, E. Menegatti, C. Schirda,
A.M. Malagoni, K. Marr, C. Kennedy, I. Bartolomei, C. Magnano, F. Salvi, B. Weinstock-Guttman,
P. Zamboni (Buffalo, V.S.; Bologna, Italië)
Achtergrond: chronische cerebro-spinale veneuze insufficiëntie
(CCSVI) werd onlangs beschreven bij patiënten met multiple sclerose. CCSVI wordt
non-invasief gediagnosticeerd door Doppler-echografie en invasief door selectieve
venografie. De rol van magnetische resonantie venografie voor het bepalen van de
aanwezigheid van CCSVI is niet volledig toegelicht.
Doelstelling: de rol van MRV voor visualisatie van de interne halsaders
in patiënten met MS die CCSVI als diagnose gekregen hebben en in gezonde controlepersonen
te beoordelen die periodieke MRV- en DS-onderzoeken (Doppler Sonografie, red.) in
een periode van 12 maanden ondergingen .
Methode: 10 MS-patiënten met CCSVI (aangetoond door DS en SV, selectieve
venografie) en met percutane (via de huid, door de huid) angioplastiek behandeld
als onderdeel van een MS-onderzoek naar endovasculaire veneuze behandeling ondergingen
een 2D-Time-Of-Flight venography (TOF, hierbij wordt een korte echo-tijd gebruikt
en stromingscompensatie om de bloedstroom zichtbaarder te maken dan het statische
weefsel er omheen, red.), een 3D-Time Resolved Imaging of Contrast Kinetics angiography
(TRICKS), DS en SV als nulmeting. Zij werden met MRV en DS 6 maanden na de behandeling
opnieuw beoordeeld. Vier extra MS-patiënten kregen na respectievelijk 6 en 12 maanden
na behandeling een MRV zonder nulmeting. Zes HC (gezonde controlepersonen) kregen
een nulmeting en vervolgevaluatie na 6 maanden met DS en MRV. De interne halsaders
werden onderzocht en resultaten van MRV, DS en SV werden vergeleken.
Resultaten: de volgende observaties werden gevonden bij de nulmeting
van de MS-patiënten :
- de overlap tussen de bevindingen met DS en SV was 90%
- er was geen overlap tussen TOF of TRICKS en de bevindingen met DS in IJV's in
85% van de onderzoeken
- er was geen overlap tussen TOF en SV in 80% en tussen TRICKS en SV in 70% van de
onderzoeken
- er was geen overlap tussen beide MRV-technieken in 22% van de onderzoeken.
Bij de follow-up na 6 maanden waren er bij 20% van de patiënten veranderingen van
normaal tot abnormaal met TOF; terwijl met TRICKS bij 50% van de patiënten veranderingen
aangetoond werden, 4 van hen van normaal naar abnormaal en eentje van abnormaal
naar normaal. Met TOF toonde 50% van de patiënten veranderingen in de IJV's
bij de vervolgonderzoeken op 6 maanden en 12 maanden, terwijl 25% van de patiënten
veranderingen met TRICKS vertoonde, waarbij al deze veranderingen van normale IJV's
naar abnormale IJV's waren. Het grootste deel van deze veranderingen overlapten
niet met bevindingen met DS bij vervolgonderzoeken. In HC toonden 50% van TOF en
41% van TRICKS geen overlap met bevindingen met DS in de IJV's bij de nulmeting.
Bij de follow-up van 6 maanden toonden 33% van HC veranderingen van normale tot
abnormale IJV's en vice versa met TOF en 16% met TRICKS.
Conclusie: MRV heeft een beperkte waarde om CCSVI te beoordelen
voor zowel diagnose als vervolgonderzoek.
Bron:
Abstract ECTRIMS
Naar het ECTRIMS overzicht.
|