European Committee for Treatment and Research In Multiple Sclerosis
Klinische correlaties van chronische
cerebro-spinale veneuze insufficiëntie in multiple sclerose
B. Weinstock-Guttman, G. Cutter, K. Marr, D. Hojnacki, M. Ramanathan, R.H.B. Benedict,
C. Morgan, E.A. Yeh, E. Carl, C. Kennedy, J. Reuther, C. Brooks, M. Elfadil, M.
Andrews, R. Zivadinov (Buffalo, Birmingham, V.S.)
Doelstellingen: klinische correlaties van chronische cerebro-spinale
veneuze insufficiëntie (CCSVI) in een grote cohort van patiënten met multiple sclerose
evalueren.
Achtergrond: CCSVI is een complexe vasculaire aandoening die door
anomalieën van de primaire aders buiten de schedel wordt gekenmerkt (Zamboni et
al, JNNP, 2009). Wij toonden al aan in een eerder gepland blind onderzoek met Gecombineerde
Transcraniële en Extracraniële Veneuze Doppler Evaluatie (CTEVD) dat de prevalentie
van CCSVI beduidend hoger was in de cohort MS-patiënten dan in gezonde controlepersonen
(HC) (56.1% versus 22.7%, p< 0.001).
Resultaten: 499 proefpersonen -> 163 HC, 289 MS-patiënten, 21
CIS-patiënten en 26 proefpersonen met andere neurologische stoornissen ondergingen
een klinisch onderzoek en gecombineerde Doppler en TCD-scan van het hoofd en de
hals. Dertig patiënten werden als grensgevallen beschouwd (technische beperking
voor criteria 2 en niet voldoen aan de definitie van CCSVI) en voor deze analyse
als negatief ingedeeld.
Prevalentie van CCSVI was beduidend hoger bij de ernstiger typen van MS: 89.5% in
SP met terugvallen, 67,2% in SP zonder terugvallen, 54,5% in PP, 49,2% in RR en
38,1% in de CIS-groep (p = 0,033). De gemiddelde score van de mate van aderlijke
hemodynamische insufficiëntie (VHISS) was hoger voor proefpersonen met de diagnose
CCSVI (gemiddelde VHISS ± SD: 4,05 ± 1,4, n = 218) dan voor proefpersonen zonder
CCSVI (1,20 ± 1,0, n = 281; p < 0,001). Criteria 2, 4 en 5 toonde significante
samenhang met een EDSS >=4,0 (Criteria 2: OR van 2,25, p=0,005; criteria 4: OR:
3,28, p=0,004 en Criteria 5 OR: 2,67, p=0,008). MS-proefpersonen met CCSVI hadden
beduidend hogere scores op de sub-schalen van de EDSS zowel piramidaal ( =willekeurige
bewegingen, red.:p = 0,020), cerebraal (p = 0,049) en op de hersenstam (p = 0,010)
dan proefpersonen zonder CCSVI. De proefpersonen met CCSVI waren beduidend ouder
dan proefpersonen zonder CCSVI (p = 0,04). Toch neigde de gemiddelde Multiple Sclerose
Severity Score (MSSS) hoger te zijn voor proefpersonen met CCSVI (4,22 ± 2,6, n
= 160) dan voor proefpersonen zonder CCSVI (3,63 ± 2,4, n =127), maar dit verschil
was niet significant (p = 0,073).
Conclusies: de aanwezigheid van CCSVI in MS-patiënten ging samen
met de gevorderde subtypes van MS en grotere betrokkenheid van beweging, de kleine
hersenen en de hersenstam.
Abstract ECTRIMS
Naar het ECTRIMS overzicht.
|