Naar homepage     
Chronische Cerebro-Spinale Veneuze Insufficiëntie
Aanmelden op het CCSVI.nl forum
Lees Voor (ReadSpeaker)    A-   A+
Over CCSVI.nl | Zoeken | Contact | Forum
CCSVI.nl is onderdeel van de
Franz Schelling Website
meer informatie
  

European Committee for Treatment and Research In Multiple Sclerosis

Multiple sclerosepatiënten met chronische cerebro-spinale veneuze insufficiëntie hebben verhoogde ijzerconcentratie in de diepgelegen grijze stof, gemeten met susceptibility-weighted imaging (SWI)

R. Zivadinov, M. Heininen-Brown, C. Schirda, C. Magnano, D. Hojnacki, C. Kennedy, E. Carl, N. Bergsland, S. Hussein, M. Cherneva, L. Willis, M. Dwyer, B. Weinstock-Guttman (Buffalo, V.S.)

Achtergrond: chronische cerebro-spinale veneuze insufficiëntie (CCSVI) is een vasculair fenomeen dat onlangs in multiple sclerose werd beschreven waarbij vernauwingen die de belangrijkste extracraniële aderlijke afvloeiingswegen beïnvloeden tot een verhoogde ijzerconcentratie in het hersenparenchym kunnen leiden.

Doelstelling: het verband meten tussen aanwezigheid van CCSVI en IC (iron concentration, ijzerconcentratie, red.) te onderzoeken, die met SWI (Susceptibility Weighted Imaging, erg gevoelig voor het zuurstofarme bloed, red.) in de diepgelegen grijze-stofgebieden (DGM, Deep Gray Matter) van MS-patiënten en gezonde controlepersonen (healthy controls, HC) overeenkomend in leeftijd en geslacht.

Methode: 93 MS-patiënten (66 RR, relapsing remitting en 27 SP, secundair progressief) en 51 in leeftijd- en geslacht overeenkomende HC kregen een 3T-scan met SWI. Gemiddelde leeftijd van de MS-patiënten was 46,9 jaar, gemiddelde ziekteduur 14,6 jaar en de mediaan (middelste getal van alle scores, red.) van de EDSS was 2,5. De aanwezigheid van CCSVI werd bepaald door extracraniële en transcraniële Doppler-evaluatie (Zamboni et al., JNNP 2009), waarbij voldoen aan >=2 criteria de diagnose CCSVI betekent. Het gemiddelde van weefsels met hoge ijzerconcentratie (HITMIC) werd m.b.v. zelf ontwikkelde software bepaald voor de totale DGM, caudatus (belangrijk onderdeel bij het leren en herinneren, met name voor het verwerken van terugkoppeling, red.), putamen (onder meer betrokken bij de regulatie van motoriek, red.), globus pallidus (bleke kern, ook onderdeel van de basale ganglia, red.), thalamus (belangrijk schakelstation voor allerlei informatie van zintuigen op weg naar de hersenschors, maar vormt ook een onderdeel van circuits in de hersenen die betrokken zijn bij de sturing van beweging en emoties, red.), pulvinar kern van de thalamus (PVNT, integratie en selectie van stimuluskenmerken (kleur, vorm, positie e.d. binnen de perceptuele gebieden van de cortex, red.)), Hippocampus (betrokken bij het opslaan van nieuwe herinneringen die betrekking hebben op bepaalde feiten of gebeurtenissen, red.), amygdala of amandelkern (legt verbanden tussen informatie die van verschillende zintuigen afkomstig is en koppelt deze aan emoties, red.), nucleus accumbens (speelt belangrijke rol bij positieve belevingen zoals verlangen, motivatie, passie en bevrediging, red.), nucleus ruber (rode kern, betrokken bij motorische coördinatie, red.) en substantia nigra (zwarte kern, belangrijke rol in bijvoorbeeld de oculomotoriek, leren en verslaving, red.).

Resultaten: aan de criteria voor CCSVI werd bij 62 (66,7%) van de MS-patiënten en 14 (27,5%) van de HC (p< 0,001) voldaan. De twee veneuze meetschalen - de venous haemodynamic insufficiency severity score (VHISS) en aantal veneuze hemodynamische criteria waar aan voldaan werd (VH) - waren allebei significant gecorreleerd met diagnose CCSVI (Spearman r = 0,89 voor VHISS en r = 0,83 voor VH, p < 0,001 voor beide schalen. (Spearman r, ρ, rho: correlatiecoëfficiënt gebaseerd op de rangnummers van de data in plaats van op de data zelf, red.). MS-patiënten met CCSVI hadden een significant verhoogde HITMIC in totale DGM, thalamus en PVNT vergeleken met patiënten zonder CCSVI (p<0,05). Er werden geen verschillen gevonden in HC met en zonder CCSVI. Hogere VH en VHISS waren gerelateerd aan verhoogde HITMIC in totale DGM, PVNT, thalamus en caudate (p<0,05) bij MS-patiënten. Het verband tussen aanwezigheid en ernst van CCSVI en verhoogde HITMIC in diverse DGM-meetgebieden was sterker voor SP dan voor patiënten met RRMS.

Conclusie: dit is de eerste grote cohortstudie die op een belangrijke associatie tussen aanwezigheid en ernst van CCSVI en verhoogde IC (ijzerconcentratie) in gebieden van de DGM (Deep Gray Matter)  van MS-patiënten duidt.

Bron: Abstract ECTRIMS

Naar het ECTRIMS overzicht.