Naar homepage     
Chronische Cerebro-Spinale Veneuze Insufficiëntie
Aanmelden op het CCSVI.nl forum
Lees Voor (ReadSpeaker)    A-   A+
Over CCSVI.nl | Zoeken | Contact | Forum
CCSVI.nl is onderdeel van de
Franz Schelling Website
meer informatie
  

Een nieuw ziektemodel voor Multiple Sclerose
door Ashton Embry, Direct-MS

Ashton Embry, januari 2011.

Een ziektemodel is een hypothese voor wat een ziekte veroorzaakt en hoe het verloop is. Een model wordt ontwikkeld met gebruikmaking van alle beschikbare empirische gegevens van de ziekte en het combineren daarvan met theoretische kennis die opgedaan is bij het bestuderen van vele ziekten. De belangrijkste aspecten van een haalbaar model zijn dat het de belangrijkste observaties verklaart, theoretisch verstandig en zo eenvoudig mogelijk is.

Eén van de belangrijkste bijdragen van een goed model is dat het nieuw begrip van het ziekteproces toestaat en de weg wijst naar potentieel efficiënte behandelingen. Gezien de invloed van een model op de onderzoeksinspanning en voorgestelde/aangewende behandelingen voor een bepaalde ziekte is het belangrijk om het model te revalueren als nieuwe gegevens beschikbaar komen. Herwaardering kan in de vorm zijn van een minder belangrijke wijziging van het model of misschien een volledige revisie, afhankelijk van hoe goed of slecht de nieuwe gegevens passen in het bestaande model.

In de loop van de laatste 160 jaar zijn vele ziektemodellen voor MS voorgesteld, maar niets heeft geleid tot ontwikkeling van een efficiënte behandeling. Dit wijst erop dat wij nog wachten op de ontwikkeling van een verstandig realistisch model dat de belangrijkste factoren omvat die MS veroorzaken en het beloop bepalen.

In de loop van de afgelopen 50 jaar hebben twee modellen het leeuwendeel van de aandacht en onderzoekfinanciering gekregen: het besmettingsmodel en het auto-immuunmodel. Het besmettingsmodel stelt voor dat MS door een bacteriële of virale besmetting in het centrale zenuwstelsel wordt veroorzaakt. Vooralsnog heeft het voortdurende falen om een oorzakelijke besmettingsfactor te identificeren ondanks de vele gedetailleerde studies dit model gedegradeerd zodat het nu weinig steun heeft.

Momenteel is het aangewezen ziektemodel voor MS dat het een cel mediërende auto-immuun ziekte is. Dit model stelt dat het immuunsysteem gevoelig wordt gemaakt voor delen van de myeline wat toe te schrijven is aan zowel genetische gevoeligheid als een virale besmetting zoals het Epstein-Barr Virus. (EBV) Men stelt ook dat een defect in immuun regulatie noodzakelijk is om de initiatie en de voortzetting van auto-immuniteit te bevorderen en dat vitamine-D deficiëntie één van de begunstigende oorzaken van zo'n verminderde immuun regulatie is. Na verloop van tijd veroorzaken de herhaalde auto-immuun aanvallen op de myeline uiteindelijk klinische symptomen en wordt MS, gewoonlijk in de vroege volwassenheid, gediagnosticeerd.

Dit model heeft de voorkeur gehad, omdat het in de loop van de jaren het beste de beschikbare gegevens over MS, met inbegrip van vele diverse epidemiologische, genetische en immunologische studies heeft verklaard. Daarbij reproduceert een proefdierenmodel, experimentele auto-immuun encephalitis (EAE) genaamd, vele eigenschappen van MS en voegt zo verdere steun voor het auto-immuun ziektemodel toe. Door het auto-immuunmodel als basis te gebruiken, concentreerde de ontwikkelde therapie zich op het onderdrukken of moduleren van diverse delen van het immuunsysteem.

In de loop van de afgelopen 20 jaar is de ontevredenheid over het auto-immuunmodel gegroeid aangezien nieuwe observaties, die niet gemakkelijk door het model kunnen worden verklaard zich opgestapelden. Enkele belangrijke gegevens die twijfel over het auto-immuunmodel hebben opgeworpen zijn:

  1. De huidige immuun-gebaseerde therapie heeft weinig of geen effect op het beloop van de ziekte.
  2. Neurodegeneratie lijkt een belangrijk onderdeel in de ziekteontwikkeling van MS te zijn en overheerst in de latere stadia.
  3. De gedetailleerde pathologische studies van pas ontwikkelde laesies hebben aangetoond dat de afbraak van myeline de inval van het immuunsysteem voorafgaat dus dat de immuun actie secundair is.
  4. De laesies in MS zijn venocentrisch (gecentreerd rond een bloedvat, red.) en worden vaak met ijzerophopingen geassocieerd.
  5. De immuun activiteit komt soms in associatie met de optische zenuw voor waar geen myeline aanwezig is.
  6. Er komt geen auto-immuunactiviteit voor in het perifere zenuwstelsel voor waar myeline ook aanwezig is.

Deze observaties hebben niet geleid tot een serieuze herwaardering van het auto-immuunmodel, hoofdzakelijk omdat niemand een beter model heeft kunnen verstrekken dat deze gegevens evenals alle andere gegevens die het auto-immuunmodel ondersteunen, zou verklaren.

Iets langer dan een jaar geleden werd de belangrijke observatie wijd bekend dat de meeste mensen met MS een beperkte aderlijke afvoer van de hersenen hebben (CCSVI). Opmerkelijk was dat dit model niet compatibel/verenigbaar was met het auto-immuunmodel, vooral omdat de aderlijke misvormingen verantwoordelijk voor CCSVI het ziekteproces van MS voorafgingen. Deze nieuwe gegevens, die nu stevig door venografie bij duizenden patiënten met MS zijn bevestigd, hebben geleid tot de ontwikkeling van een volledig nieuw model voor MS.

In dit CCSVI-model veranderden extra-craniele aderbelemmeringen de bloedstroom in de hersenen wat weer zorgt voor myelineafbraak op diverse manieren met inbegrip van zuurstofontbering (hypoperfusie). De hypothese is ook dat de veranderde stroom leidt tot ijzerophopingen in de aderwanden met daaruit voortvloeiend het doorbreken van de BBB (blood brain barrier, bloed hersen barrière) en vervolgens de introductie van schadelijke elementen in het CZS wat weer tot neurodegeneratie leidt. De immuunbetrokkenheid wordt gezien als deel van het schoonmaakproces van een normaal immuunsysteem.

Op dit moment woedt een woordenoorlog tussen de verdedigers van het conventionele auto-immuunmodel en die van  het opkomende CCSVI-model. Beide partijen gebruiken observaties die niet overeenkomen met het model van hun tegenstander om het onderuit te halen. De auto-immuunmodelverdedigers, bijvoorbeeld, gebruiken de algemene aanwezigheid van een specifiek immuun gen, immuun ontregelingen en de noodzaak van een EBV-besmetting om het CCSVI-model onderuit te halen. Zij gebruiken ook het terechte argument dat in sommige gevallen CCSV niet tot MS leidt. De verdedigers van het CCSVI-model gebruiken de bevestigde aanwezigheid van aderlijke stagnaties en veranderde bloedstroom, evenals de zes hiervoor opgeworpen punten van twijfel over het auto-immuunmodel om het te kleineren.

Omdat een geldig model alle belangrijke gegevens van zowel het auto-immuun als CCSVI-model moet omvatten, slagen zij er allebei niet in om alle onontbeerlijke gegevens te omvatten. Het is duidelijk dat een nieuw ziektemodel voor MS vereist is. Het moet de gegevens honoreren die de basis van het auto-immuunmodel hebben gevormd maar moet ook de belangrijkste observaties omvatten met betrekking tot CCSVI. Het belangrijkste aspect van dit model is dat twee onafhankelijke voorwaarden - CCSVI en immuun ontregeling - voor het ontwikkelen van MS noodzakelijk zijn. Voor de pathologie van beide voorwaarden hangt het af van zowel genetische als milieufactoren of zij zich manifesteren.

In dit „de tango dans je met zijn tweeën“ model, erodeert CCSVI geleidelijk aan de integriteit van de bloed hersen barrière wat aan neurodegeneratie bijdraagt en ook toestaat dat het ontregelde immuunsysteem toegang krijgt tot het CZS. Dit resulteert in een abnormale immuun reactie van myeline afbraak en uiteindelijke permanente schade aan zenuwaxonen (zenuwuitlopers die de signalen geleiden en overbrengen naar andere axonen tot het signaal aankomt op de plaats van bestemming, red.) zelf. De sterkte van zowel CCSVI als immuun ontregeling zal individueel erg variëren en vandaar de zeer verschillende te verwachten uitingsvormen van MS. Zo kunnen mensen met geringe immuun ontregeling geen op immuun betrekking hebbend Relapsing Remitting-patroon ervaren en een diagnose krijgen van een progressieve verloop wat hoofdzakelijk door CCSVI-gerelateerde neurodegeneratie wordt gedreven.

Gezien dit nieuwe, betere model, is de beste manier om MS te behandelen als volgt:

  1. Bij MS-diagnose: testen en behandelen voor CCSVI
  2. Gebruik voedingsstrategieën om immuun ontregeling tegen te gaan en de gezondheid van de vaten te bevorderen
  3. Denk erover na om een MS-medicijn te gebruiken tegen immuun activiteit alleen als de bovengenoemde 2 punten punten er niet in slagen om de ziekte te stoppen.

Wij moeten hopen dat wetenschappers en mensen in de gezondheidszorg die zich met MS bezig houden hun vooroordelen en trouw aan de medicijnfabrikanten opzij zetten en het auto-immuunmodel niet meer als geldig erkennen. Slechts dan zullen zij zich realiseren dat hun huidige onderzoek en behandelingsstrategieën voor MS volledig moeten worden heroverwogen en veranderd.

 

Bron: a-new-disease-model-for-multiple-sclerosis