Naar homepage     
Chronische Cerebro-Spinale Veneuze Insufficiëntie
Aanmelden op het CCSVI.nl forum
Lees Voor (ReadSpeaker)    A-   A+
Over CCSVI.nl | Zoeken | Contact | Forum
CCSVI.nl is onderdeel van de
Franz Schelling Website
meer informatie
  

European Committee for Treatment and Research In Multiple Sclerosis

MRI-uitkomsten blind onderzoek naar chronische cerebrospinale veneuze insufficiëntie in patiënten met multiple sclerose, gezonde controlepersonen en patiënten met andere neurologische ziekten

R. Zivadinov, G. Cutter, K. Marr, M. Ramanathan, R.H.B. Benedict, M. Elfadil, N. Bergsland, C. Morgan, E. Carl, D. Hojnacki, E. Yeh, L. Willis, M. Cherneva, S. Hussein, J. Durfee, C. Kennedy, M. Dwyer, B. Weinstock-Guttman (Buffalo, Birmingham, V.S.)

Achtergrond: chronische cerebrospinale veneuze insufficiëntie (CCSVI) is een vasculaire aandoening die gekenmerkt wordt door vernauwingen in de belangrijkste extracraniële aders waardoor de afvoer uit de hersenen belemmerd wordt.

Doelstelling: de relatie tussen CCSVI en conventionele MRI-uitkomsten in een groot cohort van patiënten met multiple sclerose, klinisch geïsoleerd syndroom (CIS),  andere neurologische ziekten (OND) en  gezonde controlepersonen (HC) vast te stellen.

Methode: een eerder gepland onderzoek van de eerste 499 opgeroepen proefpersonen in de Combined Transcranial and Extracranial Venous Doppler Evaluation (CTEVD) omvatte 289 MS-patiënten, 163 HC (Healthy controls, gezonde controlepersonen, red.), 26 patiënten met OND (Other Neurological Diseases, andere neurologische ziekten, red.) en 21 CIS-proefpersonen. Alle proefpersonen ondergingen een extracraniële en transcraniële Doppler-evaluatie volgens de voorgestelde criteria (Zamboni et al., JNNP 2009). Van deze proefpersonen ondergingen 20 (95,2%) CIS-patiënten, 243 (84,1%) MS-patiënten, 73 (45,6%) HC en 15 (42,3%) OND MRI-onderzoeken m.b.v. een gestandaardiseerd protocol. In totaal ondergingen 351 (70,3%) van de 499 proefpersonen een MRI-onderzoek. Het aantal T2, T1 en gadolinium (Gad) laesies en het laesie-volume (LV) werd berekend. De genormaliseerde metingen van globale en centrale hersenenatrofie werden ook beoordeeld. De verschillen in groepsmiddelen werden beoordeeld m.b.v. de Kruskal-Wallis toets (getoetst wordt of er statistisch verschil is tussen de verdelingen waaruit 3 of meer steekproeven afkomstig zijn, red.) en alle correlaties werden gerapporteerd m.b.v. Kendall's tau (correlatiecoëfficiënt gebaseerd op de rangnummers van de data in plaats van op de data zelf, red.).

Resultaten: De scores op de twee veneuze meetschalen VHISS (venous haemodynamic insufficiency severity score, mate van veneuze hemodynamische insufficiëntie score, red.) en VH (aantal aderlijke hemodynamische criteria waaraan voldaan wordt) hadden allebei een significante correlatie met de diagnose CCSVI (Kendall tau = ,694 voor VHISS, tau = ,804 voor VH, p < 0,001 voor beide schalen). De proefpersonen die de diagnose CCSVI kregen (d.w.z. voldeden aan minstens 2 van de CCSVI-criteria ) hadden een significant hoger gemiddeld aantal T2-laesies (x= 31,10, sd = 21,3, n = 173) dan proefpersonen geclassificeerd zonder CCSVI (x= 24,96, sd = 22,7, n = 178; p < 0,001). De proefpersonen met de diagnose CCSVI hadden ook een beduidend hogere gemiddelde T2-LV (x= 20,69, sd = 8,9, n = 173) dan die zonder CCSVI (x= 17,46, sd = 8,8, n = 173; p < 0,001). Er was geen significant verschil tussen proefpersonen met en zonder CCSVI voor aantal of LV van zowel T1 als Gad-laesies. De proefpersonen met de diagnose CCSVI hadden een significant hoger lateraal ventrikelvolume (p < 0,001) dan proefpersonen zonder CCSVI. De proefpersonen met CCSVI hadden een significant geringer grijze stof volume (p = 0,023), hersenparenchym (functioneel deel van de hersenen. red.) volume (p = 0,025) en corticaal (hersenschors, red.) volume (p = 0,023) dan proefpersonen zonder CCSVI.

Conclusie: de aanwezigheid van CCSVI is significant gerelateerd aan MRI-metingen van ernstiger laesie- en hersenenatrofie.

Bron: Abstract ECTRIMS

Naar het ECTRIMS overzicht.