Naar homepage     
Chronische Cerebro-Spinale Veneuze Insufficiëntie
Aanmelden op het CCSVI.nl forum
Lees Voor (ReadSpeaker)    A-   A+
Over CCSVI.nl | Zoeken | Contact | Forum
CCSVI.nl is onderdeel van de
Franz Schelling Website
meer informatie
  

Diagnose en behandeling van CCSVI

Deze informatie kan helpen een goed afgewogen keuze voor een diagnose- en/of behandelcentrum te maken. Vorig jaar rond deze tijd was er nog weinig bekend over de aandoening CCSVI en dus was er ook geen mogelijkheid voor diagnose en behandeling. Inmiddels zijn er verscheidene centra die zich ook met CCSVI bezighouden. CCSVI.nl ziet het als haar taak om zo goed en objectief mogelijk informatie te geven en de patiënt daardoor een houvast te bieden bij het maken van deze keuze.

Diagnose

Het is belangrijk om te weten dat het niet geoorloofd is om "zomaar" een behandeling te starten. Zeker als het gaat om een zogenaamde invasieve (=binnendringende) behandeling waarbij de integriteit van het menselijk lichaam wordt geschonden. Het gebruik van een katheter bijvoorbeeld die via de lies het lichaam binnengebracht wordt, is een invasieve (be)handeling. Er moeten duidelijke aanwijzingen zijn dat er iets mis is en belangrijker nog, dat de behandeling voor de patiënt ook daadwerkelijk zinvol is en dat de risico's aanvaardbaar zijn vergeleken met de voordelen. Om de patiënt te beschermen tegen onnodige en misschien wel gevaarlijke (be)handelingen wordt in elk ziekenhuis een ethische commissie ingesteld. In deze commissie zitten verschillende onafhankelijke leden uit verschillende disciplines. Een behandeling voor CCSVI dient de goedkeuring te hebben van deze ethische commissie. Eén van de voorwaarden van de ethische commissie kan bijvoorbeeld zijn om de behandeling onderdeel te laten uitmaken van een onderzoeksprogramma, zodat niets aan het toeval en eventuele willekeur overgelaten wordt.

Om duidelijke aanwijzingen te krijgen dat een behandeling nut heeft of zelfs nodig is, zal een centrum eerst niet-invasieve middelen gebruiken voor de diagnose, zoals:

  • Echo-Doppler
  • MRI ingesteld op venenonderzoek: Magnetic Resonance Angiography (MRA) of Magnetic Resonance Venography (MRV), eventueel MRI stromingsmeting
  • Computed Tomography Angiography (CTA)

Sommige behandelaars gebruiken ook minimaal invasieve middelen zoals:

  • Katheter angiografie

Op dit moment concentreert het CCSVI-onderzoek zich vooral op de Jugularis (halsader) en de Azygos (borstader). Er zijn waarschijnlijk ook andere aderen betrokken bij MS, zoals de sinussen (diep gelegen aders in het brein), maar er zal meer onderzoek nodig zijn om een beeld te krijgen welke aderen en hoe deze te onderzoeken en/of te behandelen zijn.

Voor een goede diagnose van CCSVI is op zijn minst een Echo-Doppler-onderzoek nodig. Hierbij worden de aders en de bloeddoorstroming van de aders zichtbaar gemaakt. Als gebruik gemaakt wordt van Color-Doppler kan men het bloed dat naar het brein toegaat (door de arteriën of slagaders) rood laten kleuren en het bloed dat van het brein naar het hart terug gaat (venen of aders zoals de Jugularis) blauw laten kleuren. Als het bloed door problemen in de aders ( zoals door vernauwing, membraan, kleppen) de neiging heeft om terug te stromen (reflux) zal het normaal blauw kleurende afvoerbloed soms rood kunnen kleuren. De oorzaak voor deze reflux kan CCSVI zijn. Het Doppler-onderzoek moet uiterst nauwkeurig worden uitgevoerd. Zowel in een liggende als in een zittende positie. De werking van de kleppen in de Jugularis kan alléén met Doppler goed zichtbaar worden gemaakt. Echo-Doppler is zonder risico of bijwerkingen, het ergste wat de patiënt overkomt, is wat koude gel op de huid van de hals. Het "bereik" van een Echo-Doppler-onderzoek is tamelijk beperkt, van net onder de schedel tot aan het sleutelbeen.

Een MRI-scan met contrastvloeistof is een aanvulling op de Echo-Doppler. Hiermee zijn ook de aderen binnen de schedel zichtbaar te maken. Daarnaast leveren de MRI-beelden een goed beeld op van Multiple Sclerose in de hersenen en ruggenmerg. Indien men later een behandeling ondergaat, dient de MRI-scan van het diagnosetraject ook als een 0-meting die later vergeleken kan worden met een scan van na de behandeling om het effect van de behandeling op MS-laesies duidelijk te maken. Voor een goede CCSVI-diagnose is een MRI noodzakelijk. Een MRI-scan is bijna zonder risico’s. Het contrastmiddel kan soms een allergische reactie uitlokken.

Uitgaande van de meest moderne MRI-technieken zijn er 5 manieren om het hoofd en de nek te scannen voor CCSVI. Voor de duidelijkheid hebben we de technische uitleg apart gezet.

In de meeste centra zullen niet alle manieren gebruikt worden, omdat dit te veel tijd kost.

Naast MRI wordt sinds kort ook de CT-scanner gebruikt. In tegenstelling tot de MRI-scanner maakt een CT-scanner gebruik van Röntgenstraling, die niet ongevaarlijk is. Een verhoogde blootstelling aan Röntgenstraling is een risico voor de gezondheid. Tegenwoordig gebruiken moderne CT-scanners een lage dosis straling, in het Engels heet dat low-dose CT. Een CT-scanner wordt mede bepaald door het aantal "slices" (plakjes). Zo zijn 128 en 256 slice scanners veel sneller en leveren voor de patiënt veel minder straling op (ze vallen dan ook onder de "low dose CT's") dan de oudere 16 slice scanners (geen low dose CT).

Om de aders goed zichtbaar te maken, gebruikt men evenals bij een MRI-scanner een contrastmiddel, maar wel een ander.

Het voordeel van CTA is dat de beelden van bloedvaten veel nauwkeuriger zijn dan die van een standaard MRI of Echo-Doppler. Veel mensen ondergaan CTA in plaats van een conventioneel katheter angiogram. Het CTA-onderzoek duurt veel korter en is prettiger dan een MRI-onderzoek, omdat het contrastmiddel via een ader in de arm wordt geïnjecteerd en niet via de lies. Er is een risico op een allergische reactie op het contrastmiddel. De nierwerking moet goed zijn om het contrastmiddel goed te kunnen uitplassen. Ook is er zoals gezegd een stralingsrisico.

Behandeling

Bij behandeling gebruikt men katheter angiografie: via de lies brengt men een buigzaam buisje (een katheter) in een groot bloedvat. Via het vaatstelsel wordt daarna de katheter naar de plaats gebracht die onderzocht moet worden, bijvoorbeeld de Azygos ader. Door het katheter wordt daarna contrastvloeistof ingespoten op die plek. Een zogenaamde fluorescoop neemt de bewegende beelden op, die later afgespeeld kunnen worden. Een fluorescoop is niets anders dan een Röntgenbron aan de ene kant van het lichaam en een Röntgen beeldversterker met een CCD videocamera aan de andere kant van het lichaam van de patiënt. Hiermee wordt de patiënt doorgelicht op het moment dat het contrastmiddel ingespoten wordt. Met katheter angiografie is uiterst nauwkeurig een vernauwing op te sporen waarna een behandeling uitgevoerd kan worden met een zogenaamde dilatatie- of dotterballon. Dit ballonnetje wordt door het katheter gevoerd tot precies op de plaats van de vernauwing en opgeblazen tot soms wel 12 keer de normale luchtdruk. Hierdoor wringt het ballonnetje de ader open. Na het verwijderen van het ballonnetje zal in de meeste gevallen de ader wijder blijven. In een enkel geval zal de ader toch weer zijn oude vorm aannemen of zelfs meer kunnen vernauwen. In dat geval kan men nogmaals dotteren of is het nodig een stent te plaatsen (een metalen hulsje dat zich uitzet tegen de vaatwand en deze door veerkracht open houdt).

Conclusie

Samenvattend kunnen we zeggen dat met de kennis van dit moment het gebruik van Echo-Doppler, MRI en CT samen de beste kans biedt op een optimaal inzicht in de afvoeraderen van hoofd en wervelkolom. Bij het gebruik van een CT-scan moet men erop letten dat dit een zogenaamde low-dose CT-scanner is (128 slice of meer) vanwege het stralingsrisico.

Zie ook Rapportage