CCSVI bestaat volgens Duits onderzoek niet... of juist wel?
Redactie CCSVI.nl, 5 augustus 2010
In het onderzoek van het VUmc [1] van dr. van Oosten en
dr. Wattjes werd geen significant verschil gevonden in vernauwingen bij
de groep MS-patiënten en de controlegroep. Het VUmc had een eigen
definitie voor het stellen van een CCSVI-diagnose gebruikt door alleen
een MRI-scanner in te zetten, terwijl bij het originele onderzoek van
Zamboni een Echo-Doppler gebruikt werd [2].
MRI of Echo-Color-Doppler
Zamboni beveelt Echo-Doppler aan, omdat MRI niet altijd een probleem kan
detecteren en zelfs een verkeerde positieve uitslag kan geven. Dit zou
meteen een goede verklaring zijn waarom de onderzoekers van het VUmc in
hun onderzoek evenveel vernauwingen zagen in hun controlegroep als bij
MS-patiënten.
In de uitleg van de onderzoeksresultaten werd op de MS-dag van het VUmc
op 29 juni 2010 verwezen naar een Duits onderzoek van dr. Florian Doepp,
dr. Klaus Schmierer, dr. Stephan J. Schreiber en anderen
[3]. Deze groep vond (statistisch gezien) helemaal geen
vernauwingen: niet bij MS-patiënten en niet bij de controlegroep! Zij
maakten wel gebruik van Echo-Doppler net zoals prof. dr. Zamboni.
Goed onderzoek
Een opmerkelijke verwijzing van het VUmc naar het onderzoek van Doepp et
al., omdat dit onderzoek haar eigen onderzoeksresultaten tegenspreekt,
omdat daar wel afwijkingen werden gevonden bij beide groepen. Conclusie
uit deze tegenstrijdigheid: er is iets mis met het VUmc-onderzoek
[4] en/of met het Duitse onderzoek. Gezien de lange lijst van
internationale onderzoeksgegevens die wel een relatie aantonen tussen MS
en CCSVI kan daar nog aan toegevoegd worden: misschien is de conclusie
verkeerd.
Het Duitse onderzoek
Om maar meteen met de deur in huis te vallen, staan hieronder de
resultaten van het Duitse onderzoek waarbij 56 MS-patiënten en 20
controlepersonen werden onderzocht:
Afgezien van 1 patiënt was de richting van het bloed in de Jugularis
aderen en Vertebrale aderen normaal bij alle personen. In geen van de
proefpersonen werd een Jugularis stenose (vernauwing) geconstateerd. Er
was weinig verschil in bloeddoorstroming in liggende houding in de
Jugularis en de Vertebrale aderen tussen beide groepen. De daling van de
totale Jugularis bloeddoorstroming in zittende positie was minder
uitgesproken bij de patiënten leidend tot een hogere bloeddoorstroming
in de laatste positie. Er zijn geen verschillen gevonden tussen beide
groepen in de intracraniële aderen tijdens de Valsalva manoeuvre (adem
inhouden en persen, red.). Geen van de onderzochte proefpersonen in deze
studie voldeed aan een criterium voor CCSVI zoals Zamboni gedefinieerd
heeft.
In het onderzoek van Zamboni werd expliciet aangegeven dat er geen
gebruik gemaakt is van de Valsalva manoeuvre.
"De stroming werd tijdens een korte periode van apnoe (adem inhouden)
beoordeeld, gevolgd door een normale uitademing, maar nooit in een
gedwongen toestand zoals de Valsalva manoeuvre." [2]
Dus waarom de Duitse onderzoekers die hier dan wel gebruikten?
De samenvatting is onduidelijk en omdat de meetresultaten een
opmerkelijke conclusie opleverde waar de onderzoekers geen aandacht aan
besteedden en ook nog een fout bevatte, heeft CCSVI.nl uitleg gevraagd
aan dr. Doepp.
De getallen achter het onderzoek
Het lijkt moeilijker dan het is. Normaal stroomt er minder bloed door de
Jugularis aderen in zittende houding dan in liggende houding, omdat het
bloed in zittende houding voor het grootste gedeelte afgevoerd wordt via
de spinale epidurale plexus (netwerk van aderen) en de werveladeren.
Dit zijn enkele meetwaarden van het onderzoek:
- 1a. 499±179 ml/min : MS-patiënten, liggend
- 1b. 480±136 ml/min : Controlegroep, liggend
- 2a. 318±242 ml/min : MS-patiënten, zittend
- 2b. 123±109 ml/min : Controlegroep, zittend
De BVF afname (delta BVF) van een liggende naar zittende houding was:
- 3a. 173±235 ml/min : MS-patiënten
- 3b. 362±150 ml/min : Controlegroep
Om het niet onnodig ingewikkeld te maken, laten we de spreiding (het
getal achter het ± teken) weg. We willen er nog wel over opmerken dat er
bij de MS-patiënten veel grotere afwijkingen van het gemiddelde gevonden
worden dan bij de controlegroep.
Dit zou kunnen duiden op complexe veneuze factoren, zoals alternatieve
bloedcirculaties (collaterals/spataderen of andere omleidingen/bypasses)
die een rol spelen bij MS-patiënten.
Zonder de spreiding leest het dan als volgt:
- 1a. Bij de groep MS-patiënten in liggende positie stroomde gemiddeld
499 ml bloed per minuut door de onderzochte aderen.
- 1b. Bij de groep controlepersonen in liggende positie stroomde
gemiddeld 480 ml bloed per minuut door de onderzochte aderen.
- 2a. Bij de groep MS-patiënten in zittende positie stroomde gemiddeld
318 ml bloed per minuut door de onderzochte aderen.
- 2b. Bij de groep controlepersonen in zittende positie stroomde
gemiddeld 123 ml bloed per minuut door de onderzochte aderen.
Het verschil in gemiddeld bloedvolume tussen controlepersonen en
MS-patiënten in liggende positie is niet zo groot (480 ml/min tegenover
499 ml/min). Dit is een afwijking van minder dan 4%.
In zittende positie daarentegen stroomt bij de controlepersonen
gemiddeld 123 ml/min door de onderzochte aderen en bij de MS-patiënten
gemiddeld 318 ml/min.
In gewone taal: er stroomt in zittende positie bij MS-patiënten
gemiddeld 2,5 keer zoveel bloed door de Jugularis aderen vergeleken met
gezonde personen. Een zo groot verschil van meer dan 150%, daar kan
toch niemand omheen?
De afname van het stromend bloedvolume, delta BVF (Blood Volume Flow),
van liggende naar zittende positie is als volgt:
- 3a. Bij de groep MS-patiënten was het verschil in bloedvolume dat
door de onderzochte aderen stroomde in liggende en zittende positie
gemiddeld 173 ml/min.
- 3b. Bij de groep controlepersonen was het verschil in bloedvolume
dat door de onderzochte aderen stroomde in liggende en zittende positie
gemiddeld 362 ml/min.
In gewone taal: de afname van het stromende bloedvolume is bij
MS-patiënten minder dan de helft (47%) vergeleken met gezonde personen
(100%).
Duits onderzoek bevestigt CCSVI-theorie
Met dit onderzoek van Florian Doepp, Stephan J. Schreiber en anderen is
duidelijk aangetoond dat bij zijn groep MS-patiënten het bloed veel meer
door de Jugularis aderen stroomt dan bij gezonde personen in zittende
positie. Dit zou erop kunnen duiden dat bij zijn groep MS-patiënten het
bloed in zittende positie het brein niet mede kan verlaten via de
(normale) alternatieve route door de aders aan de achterkant van de nek,
zoals dat bij gezonde mensen het geval is.
Vanuit de CCSVI-theorie is dit goed verklaarbaar. Het verschijnsel werd
al haarfijn uitgelegd in de aanwijzingen voor het gebruik van
Echo-Doppler voor de diagnose van CCSVI door dr. Marian Simka uit Polen
[5] (zie figuur 11). Er wordt een groter bloedvolume verwacht door
de Jugularis aderen in zittende positie bij een probleem met de Azygos
ader in de borstkas. In het onderzoek van Zamboni werd duidelijk dat
ruim 86% van de MS-patiënten in zijn onderzoek deze afwijking hadden
[2].
Waarom heeft men niet de doorsnede gemeten van de Jugularis aderen in
liggende en zittende houding, zoals in het onderzoek van Zamboni? Dat is
toch zeker interessant, omdat het doorstromende volume bij MS-patiënten
groter is dan verwacht.
Verband tussen MS en CCSVI dus aangetoond door dit onderzoek
Hoewel de gepubliceerde conclusie van het onderzoek anders doet
vermoeden, is er wel degelijk een duidelijk verband aangetoond tussen MS
en de afwijkende veneuze bloedstroom. Heeft Zamboni dan toch gelijk?
Zelfs zichzelf kritisch noemende onderzoekers doen metingen die ze met
geen mogelijkheid kunnen bestempelen als negatief voor het verband
tussen MS en CCSVI.
Future studies should elucidate the difference between patients and
healthy subjects in BVF regulation.
In het Nederlands:
Toekomstige onderzoeken moeten het verschil ophelderen in de
BVF-bepaling tussen patiënten en gezonde proefpersonen.
Waarom besluiten onderzoekers om een opmerkelijke bevinding niet te
benadrukken en alleen met veel bombarie de boodschap de wereld in te
sturen dat er geen ondersteuning is gevonden voor de sterke relatie die
MS en CCSVI hebben en wat in tal van andere internationale onderzoeken
al aangetoond is?
Belangenconflict en financiële ondersteuning
Het moge duidelijk zijn dat er nogal wat tegenstrijdige belangen zijn
als het gaat om CCSVI. Onderzoekers hebben vaak banden met de
farmaceutische industrie
[6]. Stuitend is dat vooral deze groep onderzoekers verbaal
geweld gebruikt door het ontkennen van CCSVI of door prof. dr. Zamboni
in diskrediet te brengen
[4].
Dr. Klaus Schmierer is trouwens geen onbekende. Hij hoorde samen met
prof. dr. Gavin Giovannoni bij de eersten die kritische vragen stelde
over het onderzoek van Zamboni op 11 november 2009 [7].
Giovannoni heeft onlangs samen met prof. dr. "CCSVI-is-een-Italiaanse-uitvinding"
Polman (VUmc) [4], en prof. dr. Hans-Peter "CCSVI-onderzoek-is-onethisch"
Hartung [8]
een artikel over interferon-beta gepubliceerd (juli 2010)
[9].
Prof. dr. Gavin Giovannoni heeft vergoedingen voor consultaties
ontvangen van Bayer-Schering Healthcare, Biogen-Idec (Tysabri),
GlaxoSmithKline, Merck-Serono, Novartis, Protein Discovery Laboratories,
Teva-Aventis enUCB Pharma; vergoedingen voor lezingen van Bayer-Schering
Healthcare, Biogen Idec (Tysabri) en Teva-Aventis; en schenkingen van
Bayer-Schering Healthcare, Biogen-Idec (Tysabri), Merck-Serono, Merz,
Novartis, Teva-Aventis en UCB Pharma.
Op 24 october 2008 werkte Dr. Klaus Schmierer nog mee aan een
MS-onderzoek samen met prof. dr. Polman [4] en prof.
dr. Ralf "CCSVI-onderzoek-is-onethisch" Gold [8]. Ook
Gold heeft zich in het verleden nogal negatief uitgelaten over CCSVI.
Allen zijn betrokken bij de farmaceutische industrie. Het onderzoek dat
deze heren samen hebben gedaan, is betaald door Biogen Idec Inc. (Tysabri) [10].
Dr. Klaus Schmierer heeft ook geld ontvangen van Serono.
Door onderzoek te doen naar de achtergrond van de criticasters ontstaat
zo langzamerhand een duidelijk beeld. De financiële band met de
farmaceutische industrie hoeft niet altijd te betekenen dat onderzoekers
niet integer zouden zijn. Het valt alleen wel op dat de negatiefste
geluiden over CCSVI afkomstig zijn van de onderzoekers die vaak
uitgenodigd en betaald worden voor consultaties, lezingen e.d. door de
farmaceutische industrie en hun onderzoek (gedeeltelijk) gefinancierd
krijgen door deze zelfde farmaceutische industrie.
Conclusie
Het onderzoek van Doepp et al. toont aan dat er een directe relatie
bestaat tussen MS en CCSVI. De onderzoekers vonden het blijkbaar
belangrijker dat de conclusie dat er geen relatie is tussen CCSVI en MS
naar buiten gebracht werd. Men gebruikt trucs om de onderzoeksresultaten
op een dusdanige manier te presenteren, wetend/hopend dat de media
blindelings de conclusie overnemen. Ook andere onderzoekers, zoals die
van het VUmc durven het onderzoek aan te halen zonder dat de argeloze
MS-patiënt voldoende, juist en goed geïnformeerd wordt over het belang
van de daadwerkelijke bevindingen van het onderzoek.
Naschrift
Tegelijkertijd met het uitkomen van dit onderzoek heeft ook een aantal
Zweedse onderzoekers metingen gedaan voor het vinden van CCSVI
[11] en [12]. Helaas hebben deze onderzoekers net
als het VUmc gebruik gemaakt van alleen maar MRI en zijn de resultaten
niet betrouwbaar en dus niet representatief of kwalitatief goed genoeg
om een zinnige bijdrage te leveren aan de wetenschap over CCSVI anders
dan dat een MRI scan alleen onvoldoende inzicht geeft in veneuze
problemen bij MS-patiënten.
-
Nieuwe theorie oorzaak multiple sclerose niet bevestigd (VUmc)
-
Chronische Cerebro-Spinale Veneuze Insufficiëntie bij patiënten met
Multiple sclerose
(prof. dr. Zamboni)
-
No cerebrocervical venous congestion in patients with multiple
sclerosis (dr. Doepp e.a., Duitsland)
-
VUmc deed slecht onderzoek naar relatie tussen MS en CCSVI
(redactie CCSVI.nl)
-
Aanwijzingen voor Doppler onderzoek bij CCSVI (dr. Marian Simka,
Polen)
-
Duits standpunt over CCSVI was ethisch bedenkelijk (redactie
CCSVI.nl)
-
Klaus Schmierer en Gavin Giovannoni over CCSVI (11 november
2009, Blog)
-
Duits standpunt over CCSVI was ethisch bedenkelijk (Redactie
CCSVI.nl)
-
Recommendations for clinical use of data on neutralising antibodies to
interferon-beta therapy in multiple sclerosis.
(Giovannoni, Polman, Hartung)
-
Efficacy and safety of oral fumarate in patients with
relapsing-remitting multiple sclerosis: a multicentre, randomised,
double-blind, placebo-controlled phase IIb study.
(Schmierer, Polman, Gold, Biogen)
-
Venous and cerebrospinal fluid flow in multiple sclerosis: A
case-control study
(Zweden)
-
Umeåstudie ifrågasätter alternativ teori för hur MS uppkommer
(Zweeds artikel)
|