Aanwijzingen voor Doppler-onderzoek bij CCSVI (Versie 1.4)
Origineel door Marian Simka, vrijblijvend vertaald door lezers van
het CCSVI.nl Forum
Dit document is ook te downloaden in Word
formaat.
Origineel (pdf)door Marian
Simka
Bij een Multiple Sclerose patiënt worden bijna altijd belemmeringen door
een abnormale veneuze uitstroom gevonden in de aderen buiten de schedel
die de bloedafvoer verzorgen van het centrale zenuwstelsel. Deze veneuze
uitstroomblokkades worden chronische cerebrospinale veneuze
insufficiëntie (CCSVI) genoemd. Het aantreffen van
CCSVI-verschijnselen bij een sonografisch (Doppler) onderzoek is zeer
typisch voor multiple sclerose.
Veneuze belemmeringen in de bloeduitstroom uit de hersenen en het
ruggenmerg kunnen zeer divers zijn. Een hele verzameling van veneuze
ziekten kan worden gevonden waaronder: afsluiting, vernauwing, septum en
verkeerd werkende kleppen.
Tegenwoordig wordt gedacht dat deze veneuze obstakels voornamelijk zijn
aangeboren, hoewel een aanwezigheid van posttraumatische of
posttrombotische laesies ook mogelijk is.
Echter, ongeacht de feitelijke oorsprong van deze veneuze afsluitingen
en vernauwingen is het zoeken naar deze veneuze ziekten met behulp van
Doppler-echografie noodzakelijk om de hemodynamische principes van de
veneuze uitstroom uit de hersenen en het ruggenmerg te begrijpen.
Zowel de hersenen als het ruggenmerg zijn ingesloten in niet vervormbare
ruimten (de schedel voor de hersenen en het spinale kanaal voor het
ruggenmerg). Omdat de bloedvaten die rechtstreeks vanaf de hersenen en
ruggenmerg lopen van nature niet flexibel zijn, betekent dit dat ze
ongeveer hetzelfde volume aan bloed bevatten, ongeacht de snelheid en
richting van de stroming en ten tweede kunnen ze niet krimpen of
uitzetten door druk of veranderingen in uitstroomweerstand in
tegenstelling tot spataderen.
Bovendien hebben cerebrale aderen en sinussen evenals ruggengraataderen
en veneuze plexussen geen kleppen en de doorstroming karakteristiek voor
deze vaten hangt vrijwel uitsluitend af van de doorstromingsweerstand in
de extracraniële aderen (vaten gelegen buiten het hoofd) en extraspinale
aderen (vaten gelegen buiten de wervelkolom).
Echter, ondanks het ontbreken van kleppen in deze aderen door hun
lokalisatie binnen de schedel (stijve benige kamers) kan een reflux
vergelijkbaar met die van spataderen niet optreden. Natuurlijk refluxen
in de aders van het drainerende centrale zenuwstelsel kunnen worden
aangetroffen, maar ze zijn veeleer uitingen van plaatsvervangende shunts
(stroom-rondweg om een obstakel) en ze verschillen aanzienlijk van die
in de spataderen.
Momenteel zijn de details van veneuze hemodynamiek van de hersenen en
het ruggenmerg nog niet volledig opgehelderd. De basisbeginselen van de
fysiologische veneuze terugstroom is als volgt:
a) in rugligging: veneuze terugkeer vanuit de hersenen gebeurt meestal
via
interne jugular veins (binnenste halsaders) (Fig.1).

b) in rechtopstaande of zittende positie stroomt het bloed voornamelijk
via spinale epidurale plexus (netwerk van aderen) en werveladeren
(Fig.2).

Maar waarom is de bloeduitstroom via deze verschillende trajecten
afhankelijk van de positie van het lichaam?
Het dwarsdoorsnedengebied van de interne aders is vergelijkbaar met die
van spinale epidurale plexus (buiten het harde hersenvlies gelegen) en
werveladeren en daarom kunnen deze twee routes worden beschouwd als
alternatieve modellen.
Wel moet worden opgemerkt dat de interne jugular veins flexibel
(collapsable) zijn, terwijl spinale epidurale plexus en in mindere mate
ook de werveladeren door hun anatomische lokalisatie niet flexibel zijn.
In rugligging, wanneer de beide afvoerwegen beschikbaar zijn, stroomt
het bloed voornamelijk via de interne jugular veins, omdat deze
bloedvaten veel breder zijn in vergelijking met de vertebrale weg, die
bestaat uit een netwerk van kleine aders en veneuze plexussen en daarom
is daar de vasculaire (doorstromings)weerstand [die niet alleen afhangt
van het totale doorsnedenoppervlak (diameter), maar ook van de doorsnede
van bepaalde bloedvaten] hoger dan in het jugular vein traject.
In rugligging stroomt het bloed voornamelijk door de jugular veins.
In de verticale positie daarentegen vervormen (collapse) de interne
jugular veins ten gevolge van de zwaartekracht.
Secundair genereren ze door hun verkleinde diameter een hogere weerstand in
vergelijking met de vertebrale weg. Daarom stroomt in verticale positie het
bloed voornamelijk uit de hersenen via de epidurale spinale plexus en
werveladeren.
Gelet op de principes van de hierboven beschreven patronen van
fysiologische veneuze terugkeer is het makkelijker te begrijpen waarom
de verschillende lokalisaties van veneuze obstakels resulteren in zeer
diverse sonografische bevindingen. Bovendien is het nu mogelijk af te
leiden uit de sonografische bevindingen waar een laesie moet worden
gevonden, ook al is die niet direct zichtbaar.
Zo zullen we proberen de abnormale parameters te bespreken van veneuze
doorstroming vanuit het perspectief van de hemodynamiek van veneuze
terugkeer vanuit de hersenen en het bovenste ruggenmerg.
1. Stenose of occlusie van de interne halsader.
Interne jugular veins moeten evenals werveladeren worden beoordeeld met
behulp van een hoge-frequentie (7.5-10 MHz) lineaire sonde,
vergelijkbaar met het onderzoek van de halsslagaders. De sonde moet
worden gebruikt met een minimale druk op de huid om
compressie/samendrukken van een ader te voorkomen.
Veneuze belemmeringen kunnen direct gevisualiseerd worden. Maar de
aanwezigheid van een dergelijke laesie kan ook indirect gediagnosticeerd
worden.
Denkt u er even aan dat een interne jugular vein kan worden afgesloten
door
zeer verschillende pathologische structuren. Deze kunnen zijn:
vernauwing van de ader (meestal vertoont een klein gedeelte van de ader
stijfheid van de vaatwand), een membraan- of net-achtig septum (deze
structuren zijn meestal te vinden in het onderste gedeelte van de ader),
omgekeerde klep (meestal gelokaliseerd bij de kruising met de
brachiocephalische ader).
Aangezien een belemmering in de interne halsader de bron is van extra
vasculaire weerstand en veranderingen in het stromingspatroon in geval
van een obstructie. Het zoeken naar occlusies van de jugular veins moet
primair worden uitgevoerd in rugligging, omdat in deze hemodynamische
situatie de jugular veins fysiologisch zo zijn verwijd dat het
makkelijker is om een laesie te vinden.
Maar de aderen moeten ook worden beoordeeld in een staande of zittende
positie om de hemodynamiek te kunnen bestuderen.
a) het onderste gedeelte van de interne halsader.
In geval van een eenzijdige strictuur (belemmering) gelokaliseerd in
het onderste gedeelte van de interne halsader kan de stroming in de ader
worden verminderd (Fig.3) vergeleken met een contralateraal bloedvat.

De ader boven de vernauwing kan zijn verwijd of zelfs een veneuze aneurysma
ontwikkelen (Fig.4).

Als een structuur doet vermoeden dat een tussenschot of pathologische
ventiel aanwezig is, moet worden gecontroleerd met Doppler of het een
echte structuur of een "nepper" is. In geval van een feitelijke
obstructie verschillen de Doppler-spectra verkregen uit de ader net
boven en onder het septum aanzienlijk, terwijl in het geval van een
"nepper" de Doppler-spectra ongeveer gelijk zijn (Fig. 5).

Bilaterale vernauwingen in lage delen van de interne jugular veins
resulteren normaliter in rugligging in abnormale grote uitstroom via het
vertebrale pad (Fig. 6).

b) middelste deel van de interne jugular veins.
Normaliter is er geen probleem met het zichtbaar maken van een stenose
in het middelste deel van de interne jugular vein. De algemene stroming
kan verminderd zijn, doch in het gebied van de vernauwing kan er een
versnelde stroming zijn (vergelijkbaar met een stenose in de
halsslagader).
Stroming door de vertebrale aderen in de rugligging kan zijn toegenomen
(Fig. 7).

c) Bovenste deel van de interne jugular veins.
Laesies in de basis van de schedel kunnen nauwelijks zichtbaar gemaakt
worden met ultrasoon geluid.
Desondanks kan stroming door de vertebrale aderen in de rugligging
abnormaal hoog zijn bij bilaterale stenoses (Fig. 8).

Asymmetrische stroming wordt gezien bij hoge stenoses van een van de
interne jugular veins.

2. Reflux in de interne jugular vein of vertebrale aderen
In multiple sclerose patiënten geeft reflux, dit is een pathologisch
omgekeerde richting van stroming, eigenlijk een vervangende verbinding
(shunt) weer: omgekeerde richting van stroming die een obstakel omzeilt.
Normaal worden refluxen op een afstand van vernauwingen gedetecteerd.
a) Stenose in de interne jugular vein (Fig. 10).

b) Stenose in de azygos vein (Fig.11).

3. Geen merkbare stroming in de interne jugular vein of vertebrale
ader
In sommige gevallen is een stijgende druk naast obstakels in de
ader niet voldoende om in een omgekeerde stroming (reflux) te
resulteren, maar doordat de druk bijna in evenwicht is, stopt de
stroming in de aangetaste aderen. In de interne jugular veins kan zo'n
situatie zich voordoen bij afsluiting van de ader (Fig. 12). In
vertebrale aderen kan een niet zichtbare stroming een teken zijn van een
afgesloten azygos vein (Fig. 13).


4. Geen positie afhankelijke diameter van de binnenste halsader.
Normaal gesproken zijn de binnenste halsaders verwijd als men op de rug
ligt en samengedrukt als men rechtop zit/staat (Fig. 14) . Dit gebeurt
onder invloed van de zwaartekracht.

Bij sommige patiënten die een obstructie in de ader hebben, wordt de
ader als men rechtop zit/staat niet samengedrukt. Soms krijgt de ader
zelfs een grotere diameter dan wanneer men op de rug ligt.
Dit kan veroorzaakt worden door een stijve vaatwand in geval van een
vernauwing (Fig. 15) of door een omgekeerde klep of een ander obstakel
in het onderste gedeelte van de ader (Fig. 16).
Binnenste halsaders worden trouwens in geval van een totale obstructie
van de weg naar de wervelkolom niet samengedrukt. (Fig. 11)


5. Reflux (terugkerende stroom) in de diepe hersenaders.
Als in de binnenste halsader of de ader langs de wervelkolom een
obstructie zit dan moet de bloedstroom een omweg nemen om die obstructie
heen. Bij veel patiënten wordt deze omweg gevormd door aderen in de
schedel (Fig. 10 en 11).
In zo’n situatie met veel krachten die inwerken op de bloedsomloop wordt
het uitvloeien van bloed via de aderen vanuit de diepliggende structuren
van de hersenen ernstig belemmerd.
In dit diep gelegen gedeelte van de hersenen wordt het bloed afgevoerd
door de zgn. Ader van Galen en zijn zij-aderen (donkerblauwe ader van
Fig. 17).
Als die belangrijkste hersenaders niet in staat zijn als er veel
krachten inwerken op de bloedsomloop om het bloed af te voeren en er
omweggetjes gebruikt worden, kan de bloedstroom omkeren (reflux) in de
Ader van Galen (rode pijl in Fig. 17) of er kan zelfs een stroom
ontstaan naar de corticale aderen (rode pijlpunten in Fig. 17).

Door hun lage stroomsnelheid kunnen de hersenaderen die aan de
oppervlakte liggen niet in beeld gebracht worden met een conventionele
ultrasound-methode. De diepliggende hersenaderen (grote Ader van Galen,
de aderen van Rosenthal en de inwendige hersenaderen) daarentegen kunnen
m.b.v. een geluidsvenster gemeten door de tijd met Doppler
kleurentechnologie zichtbaar gemaakt worden.
Voor de waardering van aderen gelegen in de schedel moet een 2,5 MHz
convex transducer (transducent of echokop in het Nederlands, ding met
een bolle vorm wat in een koud geleidend gellaagje over je huid/schedel
bewogen wordt. Hierdoor treden de geluidspulsen in verschillende
richtingen uit de transducer, waardoor er een waaiervormig beeld
ontstaat. Deze transducer wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het scannen
van de bovenbuik, red.) gebruikt worden. Er is een kleurenprogramma
nodig dat gevoelig is voor lage snelheden en waar de wall filter setting
op laag gezet kan worden. De Pulse Repetition Frequency (PRF) moet
gereduceerd worden en de kleurversterkingsfactor moet op net onder de
grens van het te onderzoeken object afgesteld worden.
De normale Doppler-signalen van de aderen die diep in de schedel liggen,
in tegenstelling tot de aan de oppervlakte gelegen aderen, laten een
lage trilling zien met een constante stroom in één richting (Fig. 18)
die kan lijken op die van een gewone ader, behalve dan dat de hoogte van
de trilling veel geringer is.
Deze eenrichtingsstroom kan vergroot en verkleind worden door de
ademhaling, maar alleen als de stroom geactiveerd wordt tijdens één
bepaalde ademhalingsfase (Fig. 19) of als de stroom twee kanten op gaat
of met hoge snelheid één kant op gaat richting de witte stof die onder
de schedel ligt, spreken we van pathologisch.

Bron:
http://csvi-ms.net/files/multiple sclerosis-USG.pdf
|