Het Antoniusziekenhuis in Nieuwegein doet zoals bekend een onderzoek of
er een relatie is tussen CCSVI en MS. Het team o.l.v. dr. Frequin wil
onderzoeken of zij de resultaten van prof. dr. Zamboni kunnen dupliceren
m.b.v. Duplex Color Doppler sonografie. Een neurofysiologe van het team
(S. Tromp) is in de zomer van 2010 naar Ferrara in Italië geweest om de
techniek van het meten van de cerebro-veneuze structuren met behulp van
Duplex Color Doppler sonografie onder de knie te krijgen. Het
vooronderzoek (zie hieronder) is afgerond. Het is nog even wachten op de bestelde aparte
software en dan kan het officiële onderzoek de komende maanden beginnen.
Daar worden 50 MS-patiënten en 50 gezonde vrijwilligers voor gebruikt
die geselecteerd zijn overeenkomend in geslacht en leeftijd, inclusief
EDDS en diverse andere meetschalen. Zowel voor de onderzoeker als
beoordelaar van de duplexen is de procedure blind (zij weten niet of zij
een patiënt of een gezonde vrijwilliger beoordelen). De verwachting is
dat halverwege 2011 dit onderzoek klaar is. Wordt dus vervolgd.
We willen dr.
Frequin bedanken voor de tussentijdse informatie.
Speelt veneuze insufficiëntie een rol bij multiple sclerose?
Iris Vansteenkiste, Stephan Frequin, Erwin Hoogervorst, Eduard Boezeman, Selma Tromp
Afdeling Neurologie en Klinische Neurofysiologie, St. Antonius Ziekenhuis, Nieuwegein/Utrecht,
Nederland
Introductie
Bij MS-patiënten wordt aanwezigheid van afwijkende cerebrospinale veneuze
bloeddoorstroming verondersteld gebaseerd op Color-Doppler ultrasoon onderzoek en venografie.
Bij 100% van alle MS-patiënten werd minstens aan 2 van de 5 parameters gerelateerd aan
verminderde
cerebrale veneuze bloeddoorstroming voldaan tegen 0% bij de controlegroep
(Zamboni en anderen).
In dit vooronderzoek (pilot study) hebben we de reproduceerbaarheid van
dit ultrasoon onderzoek
bekeken.
Patiënten en onderzoeksmethoden
- 11 gezonde personen (10♀, 29-60 jaar) en 58 MS-patiënten (38♀, 27-70
jaar) werden onderzocht met Color-Doppler sonografie in liggende en zittende
positie.
- Transcraniële sonografie om intracraniële reflux te detecteren werd niet betrouwbaar
geacht.
- Door extracraniële sonografie te gebruiken hebben we 4 parameters
getest die gerelateerd zijn aan verminderde cerebrale veneuze
bloedafvoer: 1. geen detecteerbare stroming; 2. reflux in de interne jugularis ader (IJV) en/of de vertebrale ader (VV) in
beide onderzochte posities; 3. bewijs van IJV-vernauwing door gebruik te maken van hoge resolutie B-mode; 4.
groter oppervlak dwarsdoorsnede (CSA) van de IJV in
zittende positie vergeleken met de liggende positie (zie figuur 1).
- Incomplete abnormale parameters werden gedefinieerd als zijnde abnormale resultaten
die alleen aanwezig waren in liggende of zittende houding, een heel erg lage
doorstroming
(<10 cm/s), terugstroming of een klein verschil (<10 mm2) in CSA tussen de
2 posities.

Figuur 1. Normaal beeld van extracraniële sonografie. A: de stroom in the VJI is
detecteerbaar en in de tegenovergestelde richting als die van de gewone slagader
(CC); B en C: de dwarsdoorsnede (stippellijnen) van de VJI is groter in liggende
houding (B) dan in zittende houding (C).

Figuur 2.Voorbeelden van abnormale bevindingen bij MS-patiënten. A: vernauwing van
de IJV van meer dan 50%; B: vermindering van de doorstroming door vastzittende klep
op het verbindingsstuk van de VJI met de vena subclavia.
Groep
(aantal patiënten)
|
Gem. leeftijd (Jaren)
|
Man
|
Duur ziekte (Jaren)
|
Gemiddelde EDSS (schaal)
|
Type MS
|
RR
|
SP
|
PP
|
MS: 2 parameters (1)
|
56
|
100%
|
17
|
6
|
0%
|
100%
|
0%
|
MS: 1 parameter (14)
|
55.8
|
40%
|
16.3
|
5.5 (2-8)
|
33%
|
45%
|
22%
|
MS: incomplete parameters (20)
|
48.8
|
44%
|
10.7
|
5.25 (2-8)
|
44%
|
50%
|
6%
|
MS: geen parameters (23)
|
47.5
|
17%
|
10.3
|
3.14 (1-6.5)
|
72%
|
28%
|
0%
|
Controlegroep: geen parameters (11)
|
43.7
|
9%
|
-
|
-
|
-
|
-
|
-
|
Tabel 1. Patiëntkenmerken van de verschillende groepen volgens het aantal aanwezige
parameters. Bij meer aanwezige parameters is de veneuze bloeddoorstroming sterker
verminderd. RR=relapsing remitting; SP=secondair progressief; PP=primair progressief.
Resultaten
- De resultaten staan in tabel 1.
- Er werd geen bewijs van verminderde cerebrale bloeddoorstroming gevonden bij alle gezonde
controlepersonen en bij 23 MS-patiënten (40%).
- In 15 (26%) patiënten leek de veneuze bloeddoorstroming verminderd te zijn gebaseerd
op 1 of 2 parameters. In 20 (34%) patiënten werden incomplete parameters gevonden.
- De gemiddelde EDSS was lager bij de groep zonder parameters.
- De groep zonder parameters bestond uit meer vrouwen dan mannen en een hoger percentage RR-type
MS-patiënten vergeleken met de andere groepen.
- Bij alle rolstoelgebonden patiënten zijn parameters aanwezig.
- De gevonden parameters zijn: hogere CSA in zittende positie versus liggende
positie (8x), vernauwingen (4x), geen detecteerbare stroom (4x).
Conclusie
- We hebben aanwijzingen van verminderde cerebrale veneuze bloeddoorstroming gevonden
bij MS-patiënten, maar niet met dezelfde prevalentie en ernstige mate zoals eerder
werd gerapporteerd.
- Er werden geen afwijkingen gevonden in de controlegroep.
- Het lijkt dat verminderde veneuze bloeddoorstroming prominenter aanwezig is
bij patiënten die langer ziek zijn en een hogere EDSS-score hebben en dat het minder
prominent aanwezig is bij vrouwen en bij patiënten met RR-type MS.

|