Een beknopte geschiedenis van de eerste Veneuze Vasculaire Waarnemingen
in MS
Dit artikel zal van tijd tot tijd worden bijgewerkt bij aanvullende
informatie uit
de (MS-)literatuur.
Een overzicht van de huidige zienswijze met betrekking tot de rol
van de veneuze bloedvaten bij Multiple Sclerose.
Volgens Putnam (1), die vasculaire afwijkingen bij MS in
1936 meldde, verschenen de eerste waarnemingen van abnormale
vasculatuur of effecten met betrekking tot de vasculatuur in 1839
beschreven door Cruveilhier (2), die meer dan 170 jaar geleden die gebieden
van de sclerose vergeleek met de resultaten van een embolie. Rindfleisch
(3) merkte in 1863 op dat een gezwollen bloedvat zich in het midden van een
plaque bevond en in hetzelfde jaar beschreef Charcot (4) verder de
vasculaire obstructie in MS. Deze bevindingen werden opnieuw en opnieuw
vastgesteld in de 135 jaar daarna. Wat ontbrak, was de komst van
de imaging/beeldvormende apparatuur als een instrument om het vasculaire systeem te
onderzoeken in drie dimensies, een stap in de goede richting was het
gebruik van ultrasoon geluid zoals dat ook wordt gebruikt door Zamboni
en meer recentelijk het gebruik van magnetische resonantie imaging (MRI)
in de studie naar cerebro-spinale vasculaire insufficiëntie of CCSVI.
Maar Putnam stopte daar niet. Met een ingenieus idee ging hij een
studie doen naar de effecten van gehinderde veneuze stroom in de
cerebrale aderen van honden. Deze dieren ontwikkelden een aantal
afwijkingen die veel gelijkenis vertoonden met encefalitis of multiple
sclerose. Zijn opmerking op het einde van zijn verslag was als volgt
(5): "De latere fasen (tot tien maanden) van de laesies bestaan uit
plaques van demyelinisatie met vrijwel volledig behoud van de as-cilinders en met dichte opeenstapeling van gliosis (reactieve
woekering van het gliaweefsel (niet geleidend weefsel in het
zenuwstelsel dat de neuronen beschermt, steunt en isoleert), red.) beperkt tot de
witte stof." En hij vervolgt met:
"De gelijkenis tussen deze laesies en de vele gevallen zoals ze worden
gezien in multiple sclerose bij de mens is zo opvallend dat de conclusie
bijna onvermijdelijk lijkt dat aderlijke obstructie de essentiële
directe antecedent is voor de vorming van de typische sclerotische
plaques."
Hoe hebben we ondanks de prachtige immunologische vooruitgang in de
afgelopen 75 jaar het vroege werk kunnen negeren dat zo duidelijk de rol
van het veneuze systeem aantoont in MS? Het vroege werk van deze eerste
onderzoekers vindt vandaag zijn lauweren in de huidige extracraniële
belemmeringen zoals voorgesteld door en gezien door Zamboni (6) en nu
ook door anderen.
Er zijn meer intrigerend verbanden als je deze oude papieren leest.
Veneus bloed heeft meer kans op stollen. Deze microstolsels kunnen snel
verdwijnen en zijn dan dus niet waar te nemen. Putnam heeft ook stolling
en perivasculaire (= rondom de bloedvaten gelegen, red.) bloeding in
encefalomyelitis (voorwaarde voor hersenontsteking, red.) waargenomen
(1). Hij bleef de rest van zijn professionele leven geloven dat stolling
een probleem was (7). Een verhoging van de capillaire dichtheid
lijkt zich ook te ontwikkelen en dit kan ook de "capillary recruitment
for venous drainage hypothesis proposed by Haacke " verklaren. In deze
hypothese leidt de belemmerde doorstroming tot schade aan het endotheel
(bedekkend laagje cellen aan de binnenkant van o.a. de vaatwand, red.)
(8), ijzer hoopt op (9) en er is een grotere noodzaak om de
uitstroomcapaciteit in het veneuze systeem te vergroten. De hersenen
gebruiken vervolgens haarvaten die uiteindelijk aderen worden en die op
hun beurt ook beschadigd worden door verdere ijzerafzetting. Als dit het
geval is, dan moet de ijzeropstapeling plaatsvinden via het veneuze
drainage systeem en daar lijkt het wel op (10).
Het verhaal gaat verder met een verwijzing naar Borst die een theorie
opperde over het ontstaan van vasculaire obstructie, waarin hij het
proces beschrijft van aanzienlijke vernauwing tot aan het punt van
volledige vernietiging, hyaliene (doorzichtige, red.) transformatie,
enz. Perivasculaire bloedingen (rondom de bloedvaten bevindend, red.)werden ook vaak beschreven door
andere
auteurs. Borst (11) maakt ook melding van de aanwezigheid van pigmenten,
anderen beschrijven de combinatie van alle drie: congestie, perivasculaire bloeding en pigmenten (eventueel gerelateerd aan
hemosiderine (ijzerbevattend pigment, red.) of ijzer (1,12)) in
encefalitis (acute hersenontsteking, red.) na mazelen (13). Velen
vonden veneuze stuwing en een studie toonde aan dat bloedpropjes werden
gevisualiseerd in negen van de zeventien MS-gevallen en in alle drie de
gevallen van encephalomyelitis. Zou dit hemosiderine bijvoorbeeld
overeenkomen met die gevallen waar we ijzerafzetting m.b.v. SWI zien in
letsels in de hersenen (14)?
Drie interessante papers (15-17) wijzen in de richting van andere
functies die samenhangen met veneuze congestie, kleine trombi
(bloedpropjes, red.) en ijzerophoping. In de eerste twee werd aangetoond
dat kinderen met een vroeg herseninfarct (15) en kinderen na ernstige
ischemische-anoxische (zonder bloed en zonder zuurstof, red.)
gebeurtenissen (16) een toename in het ijzergehalte in de basale
ganglia, thalami en witte stof hadden. IJzerafzetting werd ook
geassocieerd met periventriculaire gliosis (rond de hersenkamers gelegen
diffuse, gewoonlijk reactieve woekering van neurogliaweefsel, red.)
(16). In feite wordt desferrioximine, een ijzerchelator/-binder,
gebruikt om de schade voor patiënten met cardiale reanimatie (18) te
minimaliseren. Deze bevindingen zijn ook in overeenstemming met het feit
dat in sommige MS-laesies sprake is van ijzerophoping. Het is nog niet aangetoond,
maar men kan veronderstellen dat de MS-laesies met de hoogste
ijzergehalten ook ischemisch weefsel van de laesies bevatten en dat dit
kan overeenkomen met het laagste bloedvolume. Een interessant geval van
veneuze congestie dat een gelijkaardige verschijningsvorm had als een
veneuze anomalie ontwikkelingsstoornis, ook in een kind, werd aangetoond
met SWI waaruit blijkt dat SWI in staat is om kleine tromboseaderen op
te sporen. In dit specifieke geval werd het kind behandeld en herstelde
en het bewijs van het probleem op scans verdween na twee maanden (17).
Dus ijzerregulatie lijkt te worden verstoord in een ischemisch-anoxisch
voorval. Zou dit ook het geval zijn bij MS? Een zeer recent paper van
Zamboni spreekt over de verhoging van ijzer bij chronische veneuze
ziekten bij patiënten die drager zijn van de HFE-gen mutatie's C282Y en
H63D (19). Blijkbaar zijn bij deze mensen de intracellulaire
ijzerafzettingen van gemuteerde macrofagen minder stabiel dan die van
het wilde type. De diapedesis (het van binnen naar buiten doordringen
van bloedlichaampjes door de intacte haarvatwand, red.) van rode
bloedcellen en de daaruit voortvloeiende extracellulaire hemolyse
(uiteenvallen, red.) leidt tot het vrijkomen van vrij ijzer, dat
kan fungeren als een agent voor een ontstekingsreactie. De meest
voorkomende cellen migreren naar de extracellulaire matrix en worden
vervolgens T-cellen en macrofagen (soort vuilnismannetjes, red.). Als
deze macrofagen niet goed werken of de vorm van ferritine dat gemaakt
wordt, beschadigd is en het ijzer voortijdig losgelaten wordt, dan kan
het ijzer een sterke rol spelen in het genereren van meer vrije
radicalen.
Volgens dr. F.A. Schelling's werk over de rol van de bloedvaten in MS
(20) en het ontstaan van laesies zijn er een aantal cruciale observaties
waar we er hier twee van citeren. De eerste heeft betrekking op de
mechanische aard van het probleem en het feit dat de vasculaire schade
een ander pad dan de normale bloedstroom volgt. Op zijn beurt
citeert hij Carswell door te zeggen: "In de ontsteking begint de lokale
congestie (ophoping/opstopping, red.) in de haarvaten, daarna
strekt het zich uit tot de kleine aders, maar nooit tot de grote
vertakkingen; in mechanische congestie (door de veneuze stroom-inversie)
stapelt het bloed zich eerst op in de veneuze hoofdvertakkingen, die
altijd zichtbaar zijn en daarna in de andere vertakkingen en haarvaten
(21)." Verder bewijs van dit mechanische effect komt uit opmerkingen
van I.V. Allen die opmerkte dat er brede vaatbedden waren rond aderen en
dat er een verbreding was van de centrale veneuze boomstructuur, een
indicatie van intermitterende (met onderbrekingen, red.) verhogingen van
de hersendruk (22). Maar het is de moeite waard weer terug te keren naar
het werk van Fog, waar hij zijn resultaten in een samenvatting weergeeft
van een reeks kadaverbestuderingen van de hersenen (23) waarbij bij "30
plaques bleek dat zij zeker de loop van de aderen volgden, zodat de
afmetingen van de aderen de natuurlijk vorm, het verloop en de dimensies
van de plaques bepaalden". Hij sluit ook af met de opmerking:
"Dientengevolge moet multiple sclerose
pathologisch-anatomisch worden beschouwd als een periflebitis
(ontsteking van het weefsel rondom een ader, red.), zoals bewezen is
door de auteur in 1948 in het geval van de plaques van het ruggenmerg
(24)."
Voor wat betreft vasculaire insufficiëntie bespreekt Putnam dit in zijn
paper uit 1953 (25) getiteld: "cerebrale vasculaire insufficiëntie",
hoewel dit paper over arteriële insufficiëntie gaat. Hij laat echter
zien dat de effecten van hypotensie (verminderde spanning, lage
bloeddruk, red.) kan leiden tot aanzienlijke neurologische problemen
wanneer het leidt tot een verminderde bloedtoevoer naar de hersenen met
reeds gecompromitteerde (kleinere) vaten.
Een andere belangrijke kwestie is de rol van vitamine D bij multiple
sclerose. Misschien speelt vitamine D een rol in de gezondheid van het
endotheel of van cardiovasculaire gezondheid in het algemeen. Een recente
paper van Cecik en Stein (26) luidt als volgt: "Vitamine D-deficiëntie
is geassocieerd met een groot aantal systemische aandoeningen, waaronder
infectieuze, ontstekings- en auto-immuunziekten, hart-en vaatziekten,
hypertensie en atherosclerose (aderverkalking, red.), neuromusculaire
functie, kanker, neurodegeneratieve ziekten en neuropsychologische en
functionele aandoeningen bij de oudere bevolking." Verder stelt
Nemerovski et al. (27) na een bestudering van veel literatuur over het
onderwerp dat "vitamine D-deficiëntie was betrokken bij verschillende
vormen van perifere vasculaire ziekte, met inbegrip van vaatlijden,
atherosclerose, myocardinfarct (hartinfarct, red.) en ischemisch CVA."
Zij stellen ook dat vitamine D-deficiëntie is geassocieerd met een
verhoogde bloeddruk.
Recent is aangetoond dat er sprake is van verminderde perfusie
(bloeddoorstroming, red.) en zelfs zichtbaarheidsverlies van kleine
medullaire (in het ruggenmerg gelegen, red.) aderen in multiple sclerose
(28). Het idee van verminderde perfusie vloeit voort uit het werk van
Putnam, zoals eerder beschreven. Een paper van Juurlink bevat een leuke
discussie over de rol van hypoperfusie in MS (29). Hij merkt op dat de
verminderde perfusie die nadelig kan zijn voor oligodendrocyten bij
voorkeur van invloed kan zijn op de witte stof, wat kan leiden tot
demyelinisatie en microglia activiteit (marcofagen/vuilnismannetjes van
het CZS, red.). Hij merkt op dat deze het meeste gezien kunnen worden in
de oogzenuw en het darmkanaal. Hij citeert: "Er is nu voldoende bewijs
dat voldoende ernstige ischemische aanvallen upregulatie (vergroting van
de activiteit van bepaalde op cellen gelegen receptoren door hormonen,
red.) van deze receptorenactiviteit van celadhesie moleculen op de
endotheelcellen veroorzaakt met als gevolg de infiltratie van leukocyten
naar het hersenparenchym (functionele delen van een orgaan i.t.t. de
delen die voor de structuur zorgen, zoals het steun- of bindweefsel,
red.) resulterend in een ontstekingslaesie." Hij gaat verder door erop
te wijzen dat hoge bloeddruk genetisch gevoelige laesies (herinner je
dat de effecten van verminderde vitamine D kan leiden tot verhoogde
bloeddruk) die leidt tot vaatschade vervolgens leidt tot ischemie.
Er wordt al lang gedacht dat misregulatie van ijzer geassocieerd is met
neurodegeneratieve aandoeningen. Er is een uitgebreide recente review
van ijzer in neurodegeneratieve ziekten door Kell (30). Hoewel het veel
meer gedetailleerde experimenten zal vergen (30) zijn hier zeker een
aantal aanwijzingen voor bij specifieke ziekten, zoals bijvoorbeeld neuroferritinopatie (stoornis waarbij ijzer geleidelijk ophoopt in de
hersenen, red.) , aceruloplasminemia (stoornis waarbij ijzer geleidelijk
ophoopt in de hersenen en elders in het lichaam, red.), hemochromatose
(erfelijke aandoening waarbij er te veel ijzer uit de normale voeding
wordt opgenomen, red,). Over het laatste geval verklaarde Thomas en
Jankovic (31): "De aanwezigheid van oppervlakkige siderosis
(ijzerophoping in weefsels, red.) in het CZS en vasculitis (ontsteking
van de bloedvatwanden, red.) in het CZS samen met systemische
hemosiderosis, kan de neurologische manifestatie van hemochromatose
worden" (in hemochromatose wordt het ijzergehalte soms verminderd met
hetzij chelatie of met aderlatingen). Ze gaan verder door op te merken
dat bij een verhoogd ijzergehalte dopaminerge (dopamine afscheidende) cellen dood
gaan. In een
andere, maar verwante notitie, is er enige suggestie dat de hoeveelheid
opgeslagen ijzer misschien ook een rol speelt in de risico's voor
schade aan de
witte stof als gevolgschade (31). Sullivan stelt dat er
aanwijzingen zijn dat oxidatieve DNA-schade zoals gemeten door 80HdG
correleert met de hoeveelheid opgeslagen ijzer. Een zeer interessant
document van Patt et al. (33) en een ander door Grant et al. (34)
stellen dat gereduceerde ijzerniveaus worden geassocieerd met een
verminderde schade aan de hersenen. De laatste meldt dat: "De gerbils
die gedurende 8 weken een dieet met laag ijzergehalte kregen, hadden een
gedaald ijzergehalte in de hersenen en het serum, hadden minder neurologische tekorten en
gedaald hersenoedeem na een tijdelijke
eenzijdige carotis ligatie (ischemie) en vervolgens reperfusie (herstel
van bloedstroom naar weefsels, red.) in
vergelijking met gerbils die een standaard ijzerdieet kregen."
De laatste rapporteerden dat experimentele automimmune encefalomyelitis
(EAE) zich niet ontwikkelde in muizen met een laag ijzergehalte. Ze
suggereren ook dat: "Het mechanisme van EAE-remming in ijzer-deficiënte
muizen waarschijnlijk te maken heeft met de levering en het metabolisme
van ijzer voor optimale CD4+ T-cel ontwikkeling." In hun paper leveren
ze ook commentaar op het feit dat is aangetoond dat ijzersuppletie tot
een verhoging van progressie en mortaliteit leidt bij HIV-besmette
mensen en dat ijzerchelatie in muizen met EAE ook de klinische ernst van
de symptomen verminderde. Het is duidelijk: ijzer speelt een rol in de
neurologische processen die leiden tot neurogdegenerative effecten. Maar
de witte stof is niet het enige weefsel dat wordt aangetast bij MS.
Derfuss et al. (35) hebben ontsteking van de bloedvaten van de grijze
stof waargenomen na de overdracht van TAG-1-specifieke T-cellen in
ratten, een bevinding die afwezig is in het klassieke model van EAE. In
combinatie met een twee-aanvals model met behulp van antilichamen tegen
myeline, hebben ze op grote schaal demyelinisatie in zowel de witte stof
en grijze stof waargenomen. Rudick en Trapp (36) wijzen erop dat er drie
patronen van de laesies zijn, I: laesies, waarbij zowel grijze en witte
stof betrokken zijn; II: laesies waarbij perivasculaire corticale
gebieden van demyelinisatie betrokken zijn en III: laesies waarbij bands
van de corticale demyelinisatie onder de pial oppervlakte betrokken is.
Redactie CCSVI.nl: de vertaling van de rest van dit artikel volgt
binnenkort.
- Putnam (1939). Evidences of vascular occlusion in multiple sclerosis
and encephalomyelitis.
- Cruveilhier (1839).
- Rindfleisch (1863). Histologisches detail zu der grauen degeneration
von gehirn und rueckenmark. Arch. Path. Anat. Physiol. Klin. Med. 26:
474.
- Charcot (1863).
- Putnam (1835). Studies in multiple sclerosis: encephalitis and
sclerotic plaques produced by venular obstruction. Archives of Neurology
and Psychiatry. 33: 929-940.
- Zamboni (2009). Chronic cerebrospinal venous insufficiency in
patients with multiple sclerosis. J Neurol Neurosurg Psychiatry
80:392-399.
- Rowland (2009). De erfenis van Tracy J. en H. Putnam Houston Merritt.
Oxford Univ. Druk, pagina 142.
- Adams 1987. Periventricular lesions in MS. Neuropathol Appl
Neurobiol. 13: 141.
- Singh and Zamboni (2009). Anomalous venous blood flow and iron
deposition in multiple sclerosis Anomalous venous blood flow and iron
deposition. JCBF 1-12.
- Haacke et al. Evidence of an increase in basal ganglia and thalamic
iron content in multiple sclerosis and its vascular implications: An
initial analysis with susceptibility weighted imaging. Submitted to
Intern. Angiology.
- Borst Borst Anatomica 9, 67, 1903 Die multiple sklerose des
zentranervovensystems.
- Spatz (1921-1922). Zur eisenfrage, besonders bei der progressiven
verlammen. Zentralbl. fd ges. Neurologische. u. Psychiat. 27:171.
- F. Wohlwill. Ueber encephalomyelitis. Neurol and Psychiat, 112: 20,
1928.
- Haacke et al (2009) Characterizing iron deposition in multiple
sclerosis lesions using susceptibility weighted imaging.
- Cross et al (1990). MR evaluation of brain iron in children with
cerebral infarction. AJNR 11; 341-348.
- Dietrich et al (1988). Iron accumulation in the basal ganglia
following severe ischemic-anoxic insults in children. Radiology 168;
203-206.
- Amemiya et al (2008). Venous congestion associated with
developmental venous anomaly: Findings on susceptibility weighted
imaging. JMRI 28: 1506-1509.
- Gutteridge et al (1979). Inhibition of the iron-catalysed formation
of hydroxyl radicals from superoxide and of lipid peroxidation by
desferrioxamine. Biochem J 184; 469-472.
- Zamboni et al (2008). Inflammation in venous disease. Int Angiol 5;
361-369.
- Schelling. Damaging venous reflux into the skull or spine: relevance
to multiple sclerosis. Med Hypotheses. 1986 Oct;21(2):141-8.
- Carswell (1838). Pathological anatomy. Illustrations of the
elementary forms of disease. London.
- Allen (1981). Demyelinating diseases. The pathology of multiple
sclerosis: fact, fiction and hypothesis. Neuropath and Applied
Neurobiology 7, 169.
- Fog (1963). On the vessel-plaue relations in the brain in multiple
sclerosis.
- Fog (1948). Rygmarvens patologiske anatomi. Munkgaards, Copenhagen.
- Corday (1953). Cerebral vascular insufficiency. Arch of Neur and
Psychiat 69, 551-570.
- Cekic and Stein (2010). Traumatic Brain Injury and Aging: Is a
Combination of Progesterone and Vitamin D Hormone a Simple Solution to a
Complex Problem? NeuroTherapeutics, 7; 81-90.
- Nemerovski et al. Phamacotherapy 29: 691- 708; 2009.
- Ge et al. Diminished visibility of cerebral venous vasculature in
multiple sclerosis by susceptibility-weighted imaging at 3.0 Tesla. JMRI
29; 1190-1194.
- Juurlink (1998). The multiple sclerosis lesion: initiated by a
localized hypoperfusion in a central nervous system where mechanisms
allowing leukocytre infiltration are readily upregulated? Medical
Hypotheses: 51: 299-303.
- Kell DB. Iron behaving badly: inappropriate iron chelation as a
major contributor to the aetiology of vascular and other progressive
inflammatory and degenerative diseases. BMC Med Genomics. 8;2:2.
- Thomas and Jankovic (2004). Neurodegenerative disease and iron
storage in the brain. Current opinion in Neurology. 17: 437-442.
- Sullivan (2004). Is stored iron safe? J Lab Clin Med 144: 280-284.
- Patt et al (1990). Iron depletion or chelation reduces ischemia/reperfusion
induced edema in gerbil brains. J of Pediatric Surgery 25; 24-228.
- Grant et al (2003). Iron-deficient mice fail to develop autoimmune
encephalomyelitis. J Nutr. 133: 2635-2638.
- Derfuss (2009). Contactin-2/TAG-1-directed autoimmunity is
identified in multiple sclerosis patients and emdiates gray matter
pathology in animals. PNAS 106: 8302-8307.
- Rudick and Trapp (2009). Gray matter injury in multiple sclerosis. N
Engl J of Med 361:1505-1506.
Bron:
http://www.ms-mri.com/history.php
|